ECLI:NL:RBMNE:2024:7095

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
24/879
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van een WIA-uitkering en de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn WIA-uitkering. Eiser was per 7 juli 2022 50,14% arbeidsongeschikt, maar het Uwv heeft in bezwaar vastgesteld dat hij per 7 juli 2022 en 24 mei 2023 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor hij per 1 maart 2024 geen recht meer had op een WIA-uitkering. Eiser heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld, waarbij de rechtbank op 28 mei 2024 de zaak heeft behandeld.

De rechtbank stelt vast dat het Uwv zijn besluiten mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze zorgvuldig zijn opgesteld. Eiser betwist de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek, omdat het onderzoek in de bezwaarfase zou zijn uitgevoerd door een arts in opleiding zonder fysiek contact. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende medische informatie heeft verzameld en dat de conclusies logisch voortvloeien uit de feiten. De rechtbank volgt het standpunt van het Uwv en oordeelt dat het beroep ongegrond is.

Eiser heeft ook aangevoerd dat de medische beoordeling niet juist is en dat er meer beperkingen moeten worden aangenomen. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische informatie uit Nederland zwaarder heeft laten wegen dan die uit Slowakije, en dat de conclusies van de Nederlandse deskundigen overtuigend zijn. De rechtbank wijst het verzoek van eiser om een onafhankelijke deskundige te benoemen af, omdat er geen twijfel is over de juistheid van de medische beoordeling. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/879

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Maachi),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. J.R. Staarthof).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn WIA-uitkering.
1.1.
Met het besluit van 8 november 2022 is aan eiser meegedeeld dat hij per
7 juli 2022 recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering, omdat eiser 50,14% arbeidsongeschikt werd geacht. Met het besluit van 7 maart 2023 is aan eiser meegedeeld dat zijn loongerelateerde uitkering met ingang van 24 mei 2023 wijzigt naar een vervolguitkering.
1.2.
Eiser heeft tegen beide besluiten bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 29 december 2023 is het bezwaar gegrond verklaard, omdat het rechtsgevolg is gewijzigd. Volgens het Uwv is in bezwaar gebleken dat eiser per 7 juli 2022 en 24 mei 2023 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser is namelijk per 7 juli 2022 vastgesteld op 28,06% en per 24 mei 2023 op 30,14% (de data in geding). Eiser heeft daarom vanaf 1 maart 2024 geen recht meer op een WIA-uitkering.
1.3.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 28 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser via een beeldverbinding, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het Uwv.

Beoordelingskader

2. De rechtbank stelt voorop dat het Uwv zijn besluiten mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten voldoende begrijpelijk zijn.
3. Verder is het zo dat degene die het niet eens is met het oordeel van een verzekeringsarts dat moet onderbouwen met medische stukken. Bij de rechtbank werken namelijk geen artsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts een onjuiste medische conclusie heeft getrokken. Dit betekent dat hoe iemand zichzelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing van is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of het Uwv de WIA-uitkering van eiser terecht heeft beëindigd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Dat wil zeggen dat eiser geen gelijk krijgt en het bestreden besluit van het Uwv in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is het medisch onderzoek zorgvuldig verricht?
6. Eiser voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht. Dit omdat het onderzoek in de bezwaarfase is gedaan door een arts in opleiding zonder eiser fysiek te hebben gezien. Dat onderzoek is weliswaar akkoord bevonden door een stafverzekeringsarts, maar die heeft geen natte of digitale handtekening gezet zodat van een contraseign geen sprake is geweest. Dat had volgens eiser wel gemoeten.
7. De rechtbank overweegt in dit verband het volgende. Als uitgangspunt geldt dat in de bezwaarfase een volledige heroverweging dient plaats te vinden waarbij de feiten juist worden vastgesteld en de conclusies logisch uit die feiten voortvloeien. Daarom zal, indien de medische grondslag van de besluitvorming wordt betwist, in deze fase van de procedure alleen een dossieronderzoek als regel niet volstaan. [1] De zorgvuldigheid van de besluitvorming in bezwaar brengt verder mee dat in situaties waarin de medische grondslag van het primaire besluit gemotiveerd wordt betwist en waarin in de primaire fase geen sprake is geweest van een spreekuurcontact met een geregistreerde verzekeringsarts, als uitgangspunt geldt dat in de fase van bezwaar de betrokkene door een verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens een spreekuurcontact wordt onderzocht en er dus feitelijk sprake is van een contact met deze verzekeringsarts. Van een spreekuurcontact kan in zo’n situatie in beginsel slechts worden afgezien indien de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende kan motiveren dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft. [2]
8. Naar het oordeel van de rechtbank doet voorgenoemde situatie zich hier niet voor, omdat niet in geschil is dat eiser in de primaire fase is gezien door een geregistreerd verzekeringsarts. Eiser heeft in dit verband nog aangevoerd dat het in dit geval anders zou moeten, omdat het Uwv in de bezwaarfase een ander, belastend besluit heeft genomen, dat afwijkt van het primaire besluit en afwijkt van de beoordeling van de primaire verzekeringsarts. Ook dat betoog gaat echter niet op. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is namelijk tot een andere conclusie gekomen ten aanzien van de psychische belastbaarheid van eiser op basis van dossieronderzoek en op basis van een herbeoordeling van de medische informatie die ook al in de primaire fase beschikbaar was, namelijk de uitkomsten van de psychiatrische expertise uitgevoerd door psychiater [psychiater 1] . In zijn rapport van 22 mei 2023 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep verder gemotiveerd toegelicht dat ook voor wat betreft de fysieke klachten van het uitvoeren van een lichamelijk onderzoek van geen toegevoegde waarde werd geacht. Dit omdat er op dat vlak al een uitvoerig expertise onderzoek door de neuroloog [neuroloog] was uitgevoerd. Ook de stafverzekeringsarts heeft in zijn rapport van 3 april 2024 aangegeven dat er voldoende medische informatie vanuit de behandelende sector bekend was en heeft gewezen op de medisch specialistische expertises door psychiater [psychiater 1] en neuroloog [neuroloog] , waarbij uitgebreid op de klachten gericht onderzoek heeft plaatsgevonden door ter zake deskundige onafhankelijke specialisten. De rechtbank kan het standpunt van het Uwv hierin volgen en heeft geen aanknopingspunten om het onderzoek onzorgvuldig te achten. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Ten aanzien van medeondertekening van het medisch rapport overweegt de rechtbank dat een handtekening niet nodig is omdat het Uwv een systeem van digitaal medeondertekenen heeft ontwikkeld. Zowel bij het zetten van een natte handtekening of paraaf als bij het digitaal medeondertekenen heeft de betreffende verzekeringsarts de beschikking over het volledige dossier en neemt deze, zo nodig na overleg met de arts en het verrichten van aanvullende onderzoeksactiviteiten, het rapport voor diens rekening. [3] Het is voldoende als duidelijk is dat de geregistreerd verzekeringsarts het rapport voor diens rekening neemt. Naar het oordeel van de rechtbank is dat in de situatie van eiser het geval. In het medisch rapport van 22 mei 2023 is namelijk vermeld dat de medische heroverweging is getoetst en akkoord bevonden door de stafverzekeringsarts bezwaar en beroep. De beroepsgrond slaagt niet.
10. Eiser voert in dit verband tot slot nog aan dat er in de bezwaarfase feitelijk geen hoorzitting heeft plaatsgevonden omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de hoorzitting voortijdig heeft verlaten. Ook om deze reden is volgens eiser sprake van een onzorgvuldig onderzoek. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Naar aanleiding van het voornemen van het Uwv om de WIA-uitkering van eiser te beëindigen, heeft een hoorzitting plaatsgevonden. De reden dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv de hoorzitting voortijdig heeft verlaten is omdat eiser bedreigingen heeft geuit richting medewerkers van het Uwv. Onder die omstandigheden kan van het Uwv niet worden verwacht dat de hoorzitting onverkort doorgang vindt. Bovendien is de gemachtigde na afloop nog in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren en heeft hij van die mogelijkheid gebruik gemaakt. Het Uwv heeft deze informatie meegenomen in de besluitvorming, zodat ook om die reden geen sprake is van een onzorgvuldig onderzoek. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de medische beoordeling juist?
11. Eiser vindt dat de medische beoordeling niet juist is. Hij stelt dat hij in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 22 mei 2023 ten aanzien van diverse items in de rubrieken 1, 2, 3, 4 en 5 verdergaand beperkt moet worden geacht dan door het Uwv is aangenomen. In dit verband wijst eiser erop dat door de verzekeringsartsen van het Uwv ten onrechte meer waarde is toegekend aan de medische informatie van de Nederlandse behandelende sector in plaats van de stukken vanuit de Slowaakse behandelende sector die hij heeft overgelegd.
12. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt. In het medisch rapport van 22 mei 2023 is gemotiveerd toegelicht door de verzekeringsarts bezwaar en beroep waarom in dit geval meer waarde is toegekend aan de in Nederland ingezette expertise onderzoeken van de psychiater en de neuroloog dan aan de ingebrachte medische informatie uit Slowakije en hoe de verschillende onderzoeksgegevens zich verhouden tot de vaststelling van beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek.
13. Voor wat betreft de gestelde psychische klachten heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in dat verband van belang geacht dat psychiater [psychiater 1] uitgebreid en conform de daarvoor geldende (de rechtbank begrijpt: NVMSR-) richtlijnen heeft gerapporteerd. Eiser is in dat kader uitgebreid gezien en onderzocht. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is in het rapport van psychiater [psychiater 1] duidelijk gemotiveerd op welke wijze de onderzoeksbevindingen dienen te worden geïnterpreteerd, en volgen de conclusies van de expertise ook logisch uit de onderzoeksbevindingen. De medische stukken afkomstig van de Slowaakse psychiaters en psychologen zijn daarentegen steeds kort en beschrijven voornamelijk klachten en diagnoses, maar geven geen blijk van onderbouwing en objectivering door onderzoeksgegevens. Een motivering van enige diagnose conform DSM-5 is niet aanwezig. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft er in dat verband ook op gewezen dat de uit de Slowaakse stukken af te leiden lage behandelfrequentie – met vaak pas weer een afspraak na twee maanden, tenzij eiser het nodig acht eerder een afspraak te maken – niet passend is bij de geclaimde ernstige psychopathologie en niet goed verenigbaar is met het advies om eiser op te nemen als het niet beter gaat. Verder konden de bevindingen van psychiater [psychiater 1] ook worden bevestigd tijdens het door de verzekeringsarts bezwaar en beroep gehouden beeldbelspreekuur. Op basis daarvan zijn er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende concrete aanwijzingen om een daadwerkelijke psychische aandoening of stoornis aan te nemen bij eiser.
14. Voor wat betreft de door eiser gestelde fysieke beperkingen (als gevolg van de pijnklachten van de lage rug en benen) heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eveneens toegelicht dat en waarom aan de rapportages van de Slowaakse neuroloog minder waarde kan worden toegekend dan aan de bevindingen van neuroloog [neuroloog] . In dat verband wijst de verzekeringsarts bezwaar en beroep er onder meer op dat niet navolgbaar is dat in geen van de rapportages van de Slowaakse neuroloog de klachten van het rechterbeen specifiek worden gerapporteerd, terwijl toch een hernia operatie wordt geadviseerd. Dit zeker nu de klachten zich in de loop der tijd van zijn linker been naar zijn rechter been hebben ontwikkeld. Ook is niet te volgen dat in geen van de rapportages van de Slowaakse neuroloog fysiotherapeutische behandeling wordt geadviseerd, terwijl dit volgens de richtlijnen voor een lage rughernia juist standaard wordt geadviseerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep wijst er verder op dat niet plausibel is dat de Slowaakse neuroloog stelt dat eiser na de operatie minstens zes maanden moet revalideren, terwijl in de wetenschappelijke literatuur wordt uitgegaan van een gemiddelde duur van tweeënhalve maand voordat men na een dergelijke operatie terug aan het werk is. Gelet daarop maakt de door eiser overgelegde informatie van de Slowaakse neuroloog volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet dat er meer fysieke beperkingen moeten worden aangenomen dan in de FML reeds is gedaan.
15. De rechtbank kan de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep gegeven toelichting en de daarop gebaseerde conclusies volgen. Eiser heeft daar niets tegenin gebracht dat aanleiding geeft om aan deze conclusies te twijfelen. Daar komt nog bij dat in september 2023 tussen partijen discussie is ontstaan over de authenticiteit van ten minste een aantal van de door eiser overgelegde medische documenten van Slowaakse behandelaars. Naar aanleiding van vragen gesteld door de centrale sociale verzekeringsmaatschappij in Slowakije geven de desbetreffende behandelaars – blijkens een beëdigde vertaling – aan dat zij eiser op de op de aangegeven data niet hebben onderzocht, dat een stempel is vervalst, dat medische bevindingen niet door hen zijn opgesteld en dat eiser geen patiënt is van de desbetreffende behandelaar. Eiser heeft weliswaar aangegeven dat hij de desbetreffende stukken zelf heeft vertaald door middel van Google translate, maar dit verklaart niet waarom door de desbetreffende behandelaars wordt aangegeven dat eiser geen patiënt van hen is of dat zij eiser op de aangegeven data niet hebben onderzocht. Wat daar ook van zij, de rechtbank kan ook los daarvan de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen in zijn conclusie dat in dit geval meer gewicht toekomt aan de informatie van de Nederlandse deskundigen die eiser hebben onderzocht. De beroepsgrond slaagt niet.
16. Eiser voert aan dat het Uwv in de bezwaarfase ten onrechte geen onafhankelijk psychiatrisch onderzoek heeft laten verrichten. Vanwege het complexe psychiatrische beeld van eiser, maar ook omdat er volgens eiser sprake is van een belastend besluit, had wel een onafhankelijk psychiatrisch onderzoek in bezwaar moeten plaatsvinden.
17. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Er is een psychiatrische expertise uitgevoerd door psychiater [psychiater 1] , die zijn bevindingen heeft neergelegd in het rapport van 31 januari 2022. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor de conclusie dat de psychiater vooringenomen of partijdig was. Concrete gronden waaruit (vrees voor) afhankelijkheid en partijdigheid van de psychiater blijkt ten aanzien van eiser, zijn niet aangevoerd. De rechtbank overweegt verder dat niet is gebleken of door eiser aannemelijk is gemaakt dat er reden is om te vermoeden dat het oordeel van de psychiater is gebaseerd op andere gronden dan op een onbevangen oordeel over de gezondheidstoestand van eiser. De beroepsgrond slaagt niet.
18. De rechtbank overweegt verder dat de omstandigheid dat in de bezwaarfase een ander besluit is genomen, niet maakt dat het Uwv opnieuw een psychiatrische expertise zou moeten laten uitvoeren, zoals eiser stelt. De aangepaste belastbaarheid waar in het bestreden besluit vanuit wordt gegaan is immers juist gebaseerd op de psychiatrische expertise van 31 januari 2022. De beroepsgrond slaagt niet.
19. Eiser heeft in de beroepsfase een aantal aanvullende medische stukken overgelegd. Het gaat om een aantal brieven van behandelaars uit Nederland in de periode 2010-2017, en een aantal stukken van Slowaakse behandelaars uit 2024. Eiser wijst in dat verband ook op brieven van psychiaters [psychiater 2] en [psychiater 3] , waaruit volgt dat hij twee weken lang opgenomen is geweest in een ziekenhuis. Volgens eiser blijkt hieruit dat er sprake is van een stoornis op psychisch of psychiatrisch gebied waar eiser al meerdere decennia mee kampt.
20. In zijn rapporten van 3 april 2024 en 15 mei 2024 heeft de stafverzekeringsarts uitgelegd dat en waarom deze stukken de medische beoordeling niet anders maken. De stafverzekeringsarts wijst er in dat verband op dat de documenten uit de periode 2010-2017 zien op een periode ruim voor de data in geding. Ook de Slowaakse documenten zien niet op de medische situatie van eiser op de data in geding. Ook komt de inhoud van de Slowaakse documenten niet overeen met de onderzoeksbevindingen zoals deze volgen uit het expertiserapport van psychiater [psychiater 1] van 31 januari 2022 en uit de verschillende verzekeringskundige onderzoeken rondom de data in geding, waarvan al is aangegeven dat daaraan meer gewicht wordt toegekend dan aan de medische informatie vanuit Slowakije. De rechtbank kan deze toelichting volgen. De beroepsgrond slaagt niet.
21. Eiser meent ook dat voor hem een urenbeperking is aangewezen. Hij heeft vaak geen energie door piekeren, stress, spanningsklachten en medicatiegebruik. Eiser meent dat hij op energetisch en preventieve gronden meer beperkt is dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is aangenomen.
22. De rechtbank overweegt dat volgens de verzekeringsgeneeskundige standaard ‘Duurbelasting in Arbeid’ een urenbeperking pas aan de orde is bij een stoornis in de energiehuishouding, op preventieve gronden of bij verminderde beschikbaarheid.
In het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de stafverzekeringsarts van
22 mei 2023 is vermeld dat eiser op de data in geding gemiddeld 1 à 2 keer per maand een evaluatiegesprek had met de psychiater. Volgens de standaard Duurbelasting in Arbeid is er in deze lage frequentie geen indicatie voor het aannemen van een urenbeperking op basis van een verminderde beschikbaarheid. Ook is er geen indicatie op basis van energetische of preventieve gronden. Eiser heeft geen medische stukken overgelegd waaruit volgt dat de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de stafverzekeringsarts ten aanzien van de urenbeperking onjuist is. De rechtbank kan de toelichting volgen en ziet geen aanleiding voor het oordeel dat voor eiser een urenbeperking aangenomen dient te worden. De beroepsgrond slaagt niet.
Verzoek benoeming onafhankelijk deskundige
23. Eiser heeft de rechtbank gevraagd om een onafhankelijke deskundige te benoemen. Bij de vraag of de rechtbank daartoe moet overgaan, gaat het erom of eiser met de door hem aangevoerde beroepsgronden en ingebrachte medische informatie twijfel heeft gezaaid over de juistheid van de medische beoordeling. Zoals de rechtbank hiervoor al heeft overwogen heeft het Uwv zijn conclusies overtuigend gemotiveerd. Daarom is er bij de rechtbank geen twijfel over de juistheid van de medische beoordeling. Ook ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat eiser belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van zijn standpunt dat het Uwv zijn beperkingen heeft onderschat, zodat sprake zou zijn van een oneerlijk proces. Eiser heeft zich in beroep laten bijstaan door zijn gemachtigde en heeft zijn beroep onderbouwd met argumenten en medische informatie. De rechtbank wijst het verzoek van eiser dan ook af.
Arbeidskundige beoordeling
24. Tegen de arbeidskundige beoordeling van het bestreden besluit heeft eiser geen afzonderlijke beroepsgronden naar voren gebracht, anders dan dat eiser niet in staat is de geduide functies te verrichten vanwege zijn beperkingen.
25. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat de medische beoordeling juist is en dat ervan uit moet worden gegaan dat de beperkingen die in de FML van 22 mei 2023 zijn opgenomen juist zijn. Er bestaat daarom geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies, die zijn geselecteerd met gebruikmaking van de FML. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het rapport van 5 juni 2023 en in het Resultaat Functiebeoordeling van 1 juni 2023 en in de aanvullende rapporten van 20 december 2023 en 24 april 2024 heeft gemotiveerd waarom de belastbaarheid van eiser niet wordt overschreden. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

26. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W.A. Schimmel, rechter, in aanwezigheid van
mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
22 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 oktober 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BG1543.
2.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.
3.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.