In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 9 december 2024, is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres, woonachtig in België, had bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikking van de Dienst Toeslagen met betrekking tot de compensatie voor kinderopvangtoeslag. Eiseres stelde dat verweerder niet tijdig had beslist op haar bezwaar, ingediend op 5 maart 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden, aangezien verweerder in gebreke was gesteld op 26 juli 2024 en het beroep pas op 16 augustus 2024 is ingediend. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om alsnog binnen een redelijke termijn, uiterlijk op 3 juni 2025, een besluit op het bezwaar te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De hoogte van de dwangsom is vastgesteld op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. Eiseres heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 437,50, en het door haar betaalde griffierecht van € 51,- moet ook worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.