In deze zaak heeft eiser, woonachtig in België, beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar van 14 mei 2024 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. Eiser heeft op 2 oktober 2024 beroep ingesteld, nadat verweerder op 18 september 2024 in gebreke was gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden en dat het beroep gegrond is. De rechtbank draagt verweerder op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. In bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen, maar in dit geval is een termijn van veertig weken na het indienen van het verweerschrift als realistisch beoordeeld. De uiterlijke datum voor het nemen van een besluit is vastgesteld op 16 juli 2025.
Daarnaast heeft de rechtbank een bestuurlijke dwangsom opgelegd van € 50,- per dag voor elke dag dat verweerder de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De hoogte van de dwangsom is vastgesteld op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is. Eiser heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald, en het door eiser betaalde griffierecht moet worden vergoed. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn op 13 december 2024 en is openbaar uitgesproken.