In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 4 december 2024, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen de Dienst Toeslagen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag, maar stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 15 april 2022. Op 5 november 2024 heeft verweerder een verweerschrift ingediend, maar beide partijen hebben aangegeven geen gebruik te willen maken van hun recht om gehoord te worden op een zitting, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.
De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat de beslistermijn in deze zaak is overschreden. Eiseres heeft verweerder op 21 juni 2024 in gebreke gesteld, en heeft meer dan twee weken later, op 29 oktober 2024, beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat verweerder nog geen nieuw besluit heeft genomen. De rechtbank draagt verweerder op om binnen twee weken na de uitspraak een besluit op bezwaar bekend te maken, met de mogelijkheid dat in bijzondere gevallen een andere termijn kan worden bepaald.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak sprake is van een bijzonder geval, waarbij de wettelijke beslistermijn te kort is om een besluit te nemen. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat een nadere beslistermijn van veertig weken na het indienen van het verweerschrift realistisch is, wat aansluit bij de gemiddelde doorlooptijd van de bezwaarprocedure. De uiterlijke datum waarop verweerder een besluit op bezwaar bekend moet maken is vastgesteld op 12 augustus 2025.
Daarnaast wordt er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50 en het door haar betaalde griffierecht van € 51,- moet door verweerder worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de partijen.