In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen een omgevingsvergunning voor het bouwen van een omheining voor een afvalopslag op het adres [adres 1] in [woonplaats]. Het college heeft de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen met het primaire besluit van 9 augustus 2023 verleend. Eiseres, woonachtig op [adres 2], heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 23 februari 2024 heeft het college het primaire besluit in stand gelaten, met aanpassing van de grondslag door de activiteit ‘afwijken van het bestemmingsplan’ toe te voegen aan de omgevingsvergunning. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarop het college heeft gereageerd met een verweerschrift. De rechtbank heeft het beroep op 30 augustus 2024 behandeld, waarbij eiseres, haar partner en de gemachtigde van het college aanwezig waren.
De rechtbank stelt vast dat de aanvraag om de omgevingsvergunning vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is ingediend, waardoor de Wabo nog van toepassing is. De rechtbank beoordeelt of het bouwen van de omheining vergund had mogen worden, en niet of het college handhavend moet optreden of welk soort afval op het terrein mag worden opgeslagen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, omdat het college beleidsruimte heeft bij het verlenen van de omgevingsvergunning en de beroepsgronden van eiseres niet slagen. Eiseres krijgt geen gelijk en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, en is openbaar uitgesproken op 9 oktober 2024.