In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen de toekenning van een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. A.R. Jaarsma, had een uitkering van € 10.000,- ontvangen, welke was vastgesteld op basis van letselcategorie 4 van de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven. Eiser was van mening dat hij in aanmerking moest komen voor een hogere letselcategorie, namelijk categorie 5, vanwege de ernstige gevolgen van het seksueel misbruik dat hij had ondergaan in zijn tienerjaren.
De rechtbank heeft op 29 december 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de commissie in redelijkheid heeft geoordeeld dat eiser niet in aanmerking komt voor een uitkering behorend bij letselcategorie 5. De rechtbank wijst erop dat eiser geen medische gegevens heeft overgelegd die zijn claim voor een hogere letselcategorie onderbouwen. De commissie heeft de hoogte van de uitkering goed vastgesteld, en de rechtbank bevestigt dat de commissie zich heeft gehouden aan de richtlijnen van de Letsellijst.
De rechtbank benadrukt dat de commissie beleidsruimte heeft bij het toekennen van uitkeringen en dat deze ruimte is ingevuld met de Letsellijst, die een indicatie biedt voor de beoordeling van psychisch letsel. Eiser kan in de toekomst een aanvullend verzoek indienen voor een hogere uitkering als hij onder behandeling is bij een bevoegde hulpverlener en kan aantonen dat zijn psychische letsel ernstiger is dan voorheen vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de beslissing van de commissie om eiser een uitkering van € 10.000,- toe te kennen, in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.