Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met 12 producties;
- de brieven aan partijen waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
2.Waar gaat deze zaak over?
- een verklaring voor recht dat de contractuele relatie tussen partijen een arbeidsovereenkomst is;
- veroordeling van [gedaagde] tot betaling van:
- betaling van € 3.695,85, vermeerderd met de wettelijke handelsrente;
- betaling van € 494,59 aan buitengerechtelijke incassokosten;
3.De beoordeling
ingeroosterdop de BSO in [plaats 2] , maar alleen uitbetaald zou krijgen voor de daadwerkelijk gewerkte uren. [eiser] heeft zijn lezing van de afspraak onvoldoende onderbouwd. [eiser] heeft immers in een e-mail van 12 mei 2023 een andere lezing van de afspraak omschreven, namelijk dat hij 5 dagen per week voor minimaal 5 uur per dag werkzaamheden zal verrichten voor de BSO in [plaats 2] en dat deze uren worden uitbetaald. Daarop heeft [gedaagde] op 22 mei 2023 gereageerd met “
De uren die je effectief maakt worden gewoon uitbetaald volgens de normale procedure”. Hieruit volgt dus niet dat is afgesproken dat [eiser] minimaal 25 uur per week zou worden uitbetaald, ongeacht het aantal gewerkte uren. Weliswaar zegt [eiser] een geluidsopname te hebben van het gesprek van 11 mei 2023 waarin zou zijn afgesproken dat hij minimaal 5x5 uur per week betaald zou krijgen voor zijn werk op de BSO in [plaats 2] ongeacht het aantal gewerkte uren, maar hij heeft nagelaten deze geluidsopname of een transcriptie van deze geluidsopname in het geding te brengen. Het had op zijn weg gelegen om dat gezien de substantiëringsplicht wel te doen. Omdat [eiser] niet aan zijn stelplicht heeft voldaan, wordt niet toegekomen aan bewijslevering en krijgt [eiser] ook niet de gelegenheid om dit alsnog te doen.
opzettelijkonjuiste uren heeft geregistreerd en stelt dat hij op 31 mei 2023 gewoon heeft gewerkt.