ECLI:NL:RBMNE:2024:7419

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
11034854 \ AC EXPL 24-855
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen in het kader van een coachingsovereenkomst

In deze zaak vordert [handelsnaam 1], een onderneming die coachingstrajecten aanbiedt, betaling van vier onbetaalde facturen van [gedaagde], die een detacheringsbureau runt. De facturen, elk ter hoogte van € 661,48, zijn gedateerd tussen 30 juni 2023 en 2 oktober 2023, en de totale vordering bedraagt € 2.645,92. Daarnaast vordert [handelsnaam 1] buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke handelsrente en proceskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke overeenkomst van opdracht is, maar dat uit e-mailcorrespondentie blijkt dat partijen betalingsafspraken hebben gemaakt. [gedaagde] heeft verweer gevoerd, maar de kantonrechter oordeelt dat hij de facturen niet heeft betaald, terwijl hij dat wel had moeten doen. De kantonrechter wijst de vorderingen van [handelsnaam 1] toe, inclusief de buitengerechtelijke incassokosten, en legt [gedaagde] de proceskosten op. De uitspraak is gedaan op 23 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 11034854 \ AC EXPL 24-855 RvdH/1037
Vonnis van 23 oktober 2024
in de zaak van
[eiser] , handelend onder de naam [handelsnaam 1],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [handelsnaam 1] ,
gemachtigde: mr. O.J. Boeder,
tegen
[gedaagde] , handelend onder de naam [handelsnaam 2],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties E1 tot en met E6,
- de conclusie van antwoord met producties A1 en A2,
- de conclusie van repliek met productie E7,
- de conclusie van dupliek met één productie.
1.2.
De kantonrechter heeft besloten dat de uitspraak vandaag is.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[handelsnaam 1] biedt coachingstrajecten aan. [gedaagde] heeft een detacheringsbureau. Hij heeft [handelsnaam 1] ingeschakeld om één van zijn (te detacheren) medewerkers te coachen. Volgens [handelsnaam 1] heeft [gedaagde] niet alle facturen voor haar diensten betaald. Zij vordert daarom in deze procedure betaling van een viertal facturen van elk een bedrag van € 661,48, in totaal € 2.645,92, met factuurdata tussen 30 juni 2023 en 2 oktober 2023. [handelsnaam 1] vordert ook betaling van de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke handelsrente en de proceskosten.
2.2.
[gedaagde] is het niet eens met [handelsnaam 1] en voert verweer.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter wijst de vorderingen van [handelsnaam 1] toe, omdat [gedaagde] de facturen niet heeft betaald terwijl hij dat wel had moeten doen. Hierna wordt uitgelegd waarom de kantonrechter tot deze beslissing is gekomen.
3.2.
Partijen hebben weliswaar geen (schriftelijke) overeenkomst van opdracht met alle tussen hen geldende afspraken in het geding gebracht, maar uit e-mailberichten blijkt voldoende welke (betaal)afspraken zij hebben gemaakt.
3.3.
Op 6 juli 2023 doet [gedaagde] per e-mail een betalingsvoorstel omdat hij de factuur voor april/mei van [handelsnaam 1] niet kon betalen. [gedaagde] noemt dat zijn contract met de medewerker nog tot en met oktober loopt. Hij stelt voor dat hij de onbetaalde factuur in delen van € 91,00 betaalt in de resterende maanden, boven op de maandelijkse vergoeding van € 455,00. Deze bedragen zijn exclusief btw. [handelsnaam 1] heeft ingestemd met dat voorstel en de facturen heeft zij volgens afspraak opgesteld. De door [gedaagde] onbetaald gelaten facturen zien dus op een betalingsverplichting die partijen zijn overeengekomen.
3.4.
[gedaagde] stelt dat hij op 20 juni 2023 een factuur heeft voldaan, maar [handelsnaam 1] vordert in deze procedure geen betaling van die factuur (nummer 2023-048). [gedaagde] stelt daarnaast dat zijn beleid is dat hij de coachingskosten alleen vergoedt als de detachering in dezelfde maand voldoende inkomsten opbrengt. Dat dit (interne) beleid van [gedaagde] ook onderdeel is van de afspraken tussen [handelsnaam 1] en [gedaagde] is niet gebleken.
3.5.
De kantonrechter gaat ervan uit dat [gedaagde] zijn e-mails heeft verstuurd in de uitoefening van zijn eenmanszaak, omdat dat de partij is die staat vermeld op de facturen waarover wordt gemaild en [gedaagde] nergens in zijn berichten meldt dat hij het woord voert voor een besloten vennootschap.
3.6.
[gedaagde] moet daarom de facturen van [handelsnaam 1] met een totaalbedrag van € 2.645,92 betalen. Omdat [gedaagde] niet op tijd heeft betaald, is hij de wettelijke handelsrente over dat bedrag verschuldigd.
3.7.
[handelsnaam 1] vordert ook de wettelijke handelsrente over de tot dagvaarding verschenen rente. Volgens artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek is wettelijke rente over reeds verschenen wettelijke rente pas verschuldigd na verloop van een jaar. Nu niet is gesteld of gebleken dat de thans gevorderde rente (of welk deel daarvan) reeds over een vol jaar verschuldigd is, is de gevorderde rente over de reeds verschenen rente niet toewijsbaar.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.8.
[handelsnaam 1] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [handelsnaam 1] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering is getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Het gevorderde bedrag van € 389,59 is toewijsbaar. De wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten is toewijsbaar met ingang van de datum van de dagvaarding.
Conclusie
3.9.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
- verschenen wettelijke handelsrente
- buitengerechtelijke incassokosten


2.645,92
177,91
389,59
totaal
3.213,42
Proceskosten
3.10.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [handelsnaam 1] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
116,39
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
959,39

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [handelsnaam 1] te betalen een bedrag van € 2.823,83, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 2.645,92, met ingang van 3 april 2024, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [handelsnaam 1] te betalen een bedrag van € 389,59, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, met ingang van 3 april 2024, tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 959,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A. van Steenbeek en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2024.