Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [plaats 1] , eiser
Inleiding
Feiten
Het geschil
Beoordeling door de rechtbank
- [adres 2] in [plaats 2] (referentie 1);
De beoordeling van de zaak
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen de hoogte van de WOZ-waarde van zijn woning in Utrecht beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 1.735.000,- per waardepeildatum 1 januari 2022, wat door eiser als te hoog werd bestempeld. Eiser voerde aan dat de WOZ-waarde niet meer dan 17% hoger mocht zijn dan in voorgaande jaren en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de verminderde privacy door de bouw van een horecabedrijf naast zijn woning en met onderhoudsproblemen in de berging. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs had geleverd dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank stelde vast dat de heffingsambtenaar de waarde had onderbouwd met een taxatiematrix en dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar waren. De rechtbank concludeerde dat de WOZ-waarde op een juiste manier was vastgesteld en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser kreeg geen gelijk en het griffierecht werd niet teruggegeven.