In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 18 december 2024, is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikking van de Dienst Toeslagen met betrekking tot de compensatie voor kinderopvangtoeslag, en stelde dat verweerder niet tijdig had beslist op haar bezwaar van 26 juli 2023. De rechtbank had eerder, op 15 maart 2024, een uitspraak gedaan waarin verweerder was opgedragen binnen zes weken een besluit op bezwaar te nemen. Echter, op het moment van deze uitspraak had verweerder nog steeds geen beslissing genomen. De rechtbank concludeerde dat het beroep gegrond was, omdat de termijn voor het nemen van een besluit op 26 april 2024 was verstreken. De rechtbank droeg verweerder op om binnen twintig weken na verzending van de uitspraak een besluit op bezwaar bekend te maken. Tevens werd er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres kreeg ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50 en het betaalde griffierecht van € 51,- moest door verweerder worden vergoed. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van griffier E.J.H.C. Hui.