In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 18 december 2024, is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikking van de Dienst Toeslagen met betrekking tot de compensatie voor kinderopvangtoeslag. Eiseres stelde dat de Dienst Toeslagen niet tijdig had beslist op haar bezwaar, dat zij op 4 juli 2023 had ingediend. De rechtbank had eerder, op 8 maart 2024, een soortgelijk beroep gegrond verklaard en de Dienst Toeslagen opgedragen om binnen zes weken een besluit te nemen. Echter, op het moment van deze uitspraak had de Dienst Toeslagen nog steeds geen besluit genomen. De rechtbank oordeelde dat de termijn voor het nemen van een besluit op 19 april 2024 was verstreken en dat verweerder alsnog een besluit moest nemen. De rechtbank bepaalde dat de Dienst Toeslagen dit binnen twee weken na verzending van de uitspraak moest doen, maar in bijzondere gevallen kon een andere termijn worden vastgesteld. De rechtbank stelde vast dat in dit geval de wettelijke beslistermijn te kort was en dat een termijn van twintig weken na verzending van de uitspraak realistisch was, gezien de gemiddelde doorlooptijd van de bezwaarprocedure. Daarnaast werd er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat de Dienst Toeslagen de termijn overschreed, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres kreeg ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50 en het betaalde griffierecht van € 51,- moest door de Dienst Toeslagen worden vergoed.