In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 18 december 2024, is het beroep van de bewindvoerder van [eiseres] gegrond verklaard. De zaak betreft een bezwaar dat op 14 februari 2024 was ingediend tegen de definitieve beschikking van de Dienst Toeslagen met betrekking tot de compensatie voor kinderopvangtoeslag. De bewindvoerder stelde dat de Dienst Toeslagen niet tijdig had beslist op dit bezwaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn was overschreden, aangezien de bewindvoerder de Dienst Toeslagen op 14 mei 2024 in gebreke had gesteld. Het beroep werd ingediend op 9 augustus 2024, meer dan twee weken na deze ingebrekestelling.
De rechtbank oordeelde dat de Dienst Toeslagen alsnog een besluit moest nemen, met een uiterlijke datum van 27 mei 2025. Tevens werd er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat de Dienst Toeslagen deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat de eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50, en dat het betaalde griffierecht van € 51,- door de Dienst Toeslagen aan eiseres moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.