In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen de Dienst Toeslagen behandeld. Eiser, afkomstig uit Curaçao, heeft bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag, maar stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar van 22 juni 2023. Op 12 november 2024 heeft verweerder een verweerschrift ingediend, maar beide partijen hebben aangegeven geen gebruik te willen maken van hun recht om gehoord te worden op een zitting, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.
De rechtbank constateert dat het beroep oorspronkelijk is ingediend bij de rechtbank Rotterdam, die het heeft doorgestuurd naar de rechtbank Midden-Nederland, de bevoegde rechtbank. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden, aangezien verweerder op 19 juli 2024 in gebreke is gesteld en eiser pas op 28 oktober 2024 beroep heeft ingesteld. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt verweerder op om alsnog binnen een bepaalde termijn een besluit te nemen.
De rechtbank bepaalt dat verweerder dit besluit uiterlijk op 19 augustus 2025 moet bekendmaken. Tevens wordt er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op terugbetaling van het griffierecht van € 51,-, aangezien het beroep gegrond is verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer en is openbaar uitgesproken op 18 december 2024.