ECLI:NL:RBMNE:2025:109

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
C/16/572629 / BE RK 24-16 MC
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring voor recht inzake erfgenamen en testamentaire lasten met betrekking tot onroerend goed

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek van het Koningin Wilhelmina Fonds voor de Nederlandse Kankerbestrijding (KWF) en de Vereniging Rembrandt. De verzoekers hebben de rechtbank gevraagd om te verklaren dat zij niet gebonden zijn aan een dringend verzoek van de erflaatster in haar testament, waarin zij hen opdraagt een appartement gedurende vijftig jaar niet te vervreemden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erflaatster, die in 2010 overleed, in haar testament van 8 november 2007 bepaalde lasten heeft opgelegd aan de erfgenamen, waaronder de verplichting om de vruchten van het appartement aan te wenden voor natuur- en dierenbescherming in Nederland. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoekers niet verplicht zijn om aan deze lasten te voldoen, omdat de last om het appartement niet te vervreemden feitelijk onverkoopbaar maakt. De rechtbank heeft de verzoeken van KWF en Rembrandt toegewezen en verklaard dat de lasten voor niet geschreven moeten worden gehouden, op basis van artikel 4:45 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verzoekers gerechtigd zijn om het appartement te vervreemden, en dat de last om de opbrengsten aan te wenden voor natuur- en dierenbescherming niet objectief onmogelijk is, maar dat de verzoekers niet verplicht zijn om deze last te vervullen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Bureau Erfrecht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer / rekestnummer: C/16/572629 / BE RK 24-16 MC
Beschikking van 21 januari 2025
in de zaak van

1.ST. KON. WILHELMINA FONDS NED. KANKERBESTRIJDING,

te Amsterdam,
2. VERENIGING REMBRANDT,
te Den Haag,
verzoekende partijen,
hierna te noemen: ‘KWF’ en ‘Rembrandt’,
advocaat: mr. K.G.J. Boddaert.
Als belanghebbenden bij dit verzoek zijn aangemerkt:
1. MR. S.J.J. WIERSEMA, in zijn hoedanigheid van (voormalig) executeur van de nalatenschap,
te Bussum,
2. ST. T.B.V. CULTURELE EN MAATSCHAPP. BESCHIKKINGEN,
te Amsterdam,
belanghebbenden,
hierna samen te noemen: ‘de executeur’ en ‘SCMB’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift
- de mondelinge behandeling van 19 december 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ter zitting zijn verschenen:
  • mw. [A] namens KWF, en
  • mw. [B] namens Rembrandt, beiden bijgestaan door mr. Boddaert;
  • mr. Wiersema.

2.De feiten

2.1.
Op [overlijdensdatum] 2010 is te Laren overleden mevrouw
[erflaatster] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1915, laatst gewoond hebbende te Laren, hierna te noemen: erflaatster.
2.2.
Erflaatster heeft voor het laatst over haar nalatenschap beschikt bij testament van 8 november 2007 en bij aanvullend testament van 17 november 2008. In haar (eerstgenoemde) testament heeft zij (voor zover hier van belang) de volgende bepalingen opgenomen.
(…)
III.Legaten
(…)
i.
Ik legateer, niet vrij van rechten en kosten om te worden afgegeven binnen twee jaar na mijn overlijden aan de Stichting Dioraphte, (…): mijn woning in Zwitserland (appartementsrecht naar Zwitsers recht) in [adres] , plaatselijk bekend [adres] , [plaats] , met het dringende verzoek het gelegateerde gedurende vijftig (50) jaar niet te vervreemden doch zelf te exploiteren en onder de last de vruchten na aftrek van de kosten aan te wenden voor natuur- en dierenbescherming in Nederland en voorts onder de last om het gelegateerdenimmer te vervreemden aan de huidige eigenaar van de andere woning [adres] te [plaats] ,zijnde de heer [C] en mevrouw [D] , of hun bloed- en aanverwanten tot en met de zesde graad.
(…)
IV. Onder de last van voormelde legaten en van eventueel nog door mij in de toekomst te bespreken legaten, benoem ik tot enige erfgenamen van mijn nalatenschap, voor zes/tiende gedeelte:- Vereniging Rembrandt, Nationaal Fonds Kunstbehoud, voornoemd en voor vier/tiende gedeelte:- Vereniging Koningin Wilhelmina Fonds voor de Nederlandse Kankerbestrijding, gevestigd en kantoorhoudende te 1075 BR Amsterdam, Sophialaan 8, zulks onder de last de verkrijging te bestemmen ten behoeve van één of meer projecten welke zich bezighouden met onderzoek naar de psychosociale voorgeschiedenis van kankerpatiënten.
(…)
VI. Ik benoem mr. Sirp Jakob Johannes Wiersema, (…), tot executeur (…).
(…)
VII. Ik draag Stichting ten behoeve van Culturele en Maatschappelijke Beschikkingen (S.C.M.B.), (…), op erop toe te zien dat de specifieke bestemming wordt nageleefd, (…). Ik draag stichting S.C.M.B., voornoemd, op om waar nodig daartoe strekkende maatregelen te nemen en voorts om in gevallen waarin nakoming van bedoelde bestemming eventueel niet of niet meer mogelijk is, maatregelen te nemen waardoor de daaraan ten grondslag liggende bedoeling zoveel mogelijk wordt verwezenlijkt.
(…)
2.3.
Stichting Dioraphte (hierna: Dioraphte) is een vermogensfonds dat andere goede doelen steunt. Zij heeft haar legaat verworpen, zodat de aan haar gelegateerde woning in Zwitserland (hierna: het appartement) door KWF en Rembrandt wordt geërfd.
2.4.
Het appartement maakt onderdeel uit van een in verschillende appartementen gesplitst onroerend goed (het complex). Op de appartementen is (het Zwitserse equivalent van) een VVE-overeenkomst van toepassing, waarbij is bepaald dat alle appartementseigenaren van het complex bij verkoop van een appartement een voorkeursrecht hebben.

3.Het verzoek

3.1.
KWF en Rembrandt hebben de rechtbank verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
voor recht te verklaren dat de lasten zoals opgelegd door erflaatster in haar testament van 8 november 2007 om
a. de vruchten van exploitatie van het appartement na aftrek van de kosten aan te wenden voor natuur- en dierenbescherming in Nederland;
b. het appartement nooit te vervreemden aan [C] en [D] , of hun bloed- en aanverwanten tot en met de zesde graad (hierna gezamenlijk te noemen: [eigenaren] ),
voor niet geschreven gehouden worden;
subsidiair
de onder 1.a en 1.b bedoelde lasten geheel op te heffen;
meer subsidiair
de onder 1.a en 1.b bedoelde lasten in goede justitie gedeeltelijke op te heffen, althans te wijzigen, zodanig dat het Rembrandt en KWF zoveel als mogelijk vrij zal staan om het appartement ten behoeve van hun eigen doelstellingen te exploiteren en te vervreemden;
2. voor recht te verklaren dat KWF en Rembrandt niet verplicht zijn om – zoals erflaatster dringend verzocht heeft in haar testament – het appartement gedurende 50 jaar na het openvallen van de nalatenschap van erflaatster niet te vervreemden, zodat zij gerechtigd en bevoegd zijn om tot vervreemding van het appartement over te gaan;
3. voor recht te verklaren dat KWF en Rembrandt niet verplicht zijn om – zoals erflaatster bedoeld had om als last aan de beoogd legataris op te leggen – de vruchten van exploitatie van het appartement na aftrek van de kosten aan te wenden voor natuur- en dierenbescherming in Nederland, zodat zij die eventuele vruchten kunnen aanwenden;
4. voor recht te verklaren dat KWF en Rembrandt niet verplicht zijn om – zoals erflaatster bedoeld had om als last aan de beoogd legataris op te leggen – het appartement nooit te vervreemden aan [C] en [D] , of hun bloed- en aanverwanten tot en met de zesde graad, zodat zij gerechtigd en bevoegd zijn om het appartement te vervreemden aan deze personen;
kosten rechtens.
3.2.
Aan het verzoek hebben KWF en Rembrandt het volgende ten grondslag gelegd. Erflaatster had kennelijk voor ogen dat Dioraphte het appartement tenminste vijftig jaar zou verhuren en de opbrengsten daarvan zou aanwenden voor bescherming van natuur en dieren in Nederland. Door de verwerping van het legaat door Dioraphte zijn het appartement en de daaraan gekoppelde lasten echter bij KWF en Rembrandt terecht gekomen. Het appartement blijkt in deplorabele staat te verkeren. Het appartement wordt op dit moment verhuurd door een beheerder, maar omdat er hoge onderhouds- en renovatiekosten moeten worden gemaakt, heeft de verhuur tot op heden geen geld opgebracht. Bovendien is de huurprijs te laag om het onderhoud van te bekostigen en kan de huurprijs vanwege de staat van het pand niet worden verhoogd.
3.3.
Voorts past de last om (eventuele toekomstige) opbrengsten van de verhuur aan te wenden ten gunste van natuur- en dierenbescherming niet bij de statutaire doelstellingen van KWF en Rembrandt. Zij zijn immers zelf ook goede doelen met eigen doelstellingen. Tot slot strookt deze last ook niet met de last die erflaatster aan KWF als erfgenaam heeft opgelegd, namelijk om hetgeen door KWF uit de nalatenschap wordt verkregen aan te wenden ten behoeve van één of meer projecten die zich bezighouden met onderzoek naar de psychosociale voorgeschiedenis van kankerpatiënten. De last om de verhuuropbrengst aan te wenden voor natuur- en dierenbescherming kan om deze redenen onmogelijk worden vervuld en moet voor niet-geschreven worden gehouden.
3.4. (
Meer) subsidiair stellen KWF en Rembrandt dat vanwege voornoemde redenen van hen niet kan worden gevergd dat zij het appartement (gedurende vijftig jaar) exploiteren en de opbrengst daarvan aanwenden voor natuur- en dierenbescherming in Nederland. Daarom moet deze last worden opgeheven of (meer subsidiair) gewijzigd.
3.5.
De wens van erflaatster om het appartement gedurende vijftig jaar niet te verkopen, is geformuleerd als een dringend verzoek. Als KWF en Rembrandt aan dit dringende verzoek voorbij zouden gaan en het appartement toch te koop aanbieden, stuiten zij op het voorkeursrecht dat is opgenomen in de VVE-overeenkomst. Dit voorkeursrecht houdt in dat elk appartement in het complex éérst aan alle mede-eigenaren moet worden aangeboden. Naast KWF en Rembrandt is er slechts één andere eigenaar aan wie alle overige appartementen van het complex toebehoren, en dat is [eigenaren] . [eigenaren] heeft bovendien kenbaar gemaakt het appartement te willen kopen. KWF en Rembrandt kunnen het appartement daarom niet aan een ander dan aan [eigenaren] verkopen. Op grond van het testament mag het appartement echter niet aan [eigenaren] worden verkocht. Dit betekent dat het appartement feitelijk onverkoopbaar is, hetgeen er op grond van art. 4:45 lid 2 BW toe moet leiden dat de last om niet aan [eigenaren] te vervreemden voor niet geschreven moet worden gehouden.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank overweegt als volgt. De wens van erflaatster om het appartement gedurende vijftig jaar niet te verkopen is in het testament opgenomen als dringend verzoek. KWF en Rembrandt zijn daaraan niet gebonden. De rechtbank zal de onder 2. verzochte verklaring voor recht afgeven.
4.2.
De testamentaire last om het appartement niet aan [eigenaren] te verkopen, terwijl die op grond van de VVE-overeenkomst een voorkeursrecht geniet én heeft laten weten het appartement te willen kopen, maakt dat de bevoegdheid om het appartement te vervreemden in feite is uitgesloten. Op grond van art. 4:45 lid 2 BW wordt een last die de strekking heeft de bevoegdheid tot vervreemding uit te sluiten, voor niet-geschreven worden gehouden. De rechtbank zal de onder 1.b. primair verzochte verklaring voor recht afgeven.
4.3.
Nu voor recht zal worden verklaard dat de last om het appartement niet aan [eigenaren] te verkopen voor niet geschreven wordt gehouden, ontbreekt het belang bij het onder 4. verzochte. Daarom zal dit verzoek worden afgewezen.
4.4.
Met betrekking tot de verzochte verklaring voor recht dat de last om de exploitatieopbrengsten aan te wenden voor natuur- en dierenbescherming in Nederland voor niet geschreven worden gehouden, overweegt de kantonrechter als volgt. Art. 4:45 lid 1 BW ziet op de objectieve onmogelijkheid om een last te vervullen. Aanwending van de vruchten van exploitatie voor natuur- en dierenbescherming is niet objectief onmogelijk. Een toekomstige verkoop van het appartement door KWF en Rembrandt brengt daar geen verandering in, omdat de objectieve onmogelijkheid moet worden beoordeeld naar het moment van overlijden van erflaatster (zie HR 5 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:46, r.o. 3.3.3). Ook het enkele feit dat Rembrandt en KWF stellen dat hun respectievelijke statuten geen mogelijkheid bieden om de exploitatieopbrengsten te bestemmen voor natuur- en dierenbescherming maakt dit oordeel niet anders. Immers is niet van belang of degene die de last zou moeten vervullen, haar niet kan vervullen (zie Aant. 2.5 GS Erfrecht bij art. 4:45 BW). De rechtbank zal het onder 1.a. primair verzochte afwijzen.
4.5.
Als het appartement door KWF en Rembrandt wordt verkocht, kunnen zij de opbrengst daarvan gebruiken voor hun eigen doelstellingen. KWF en Rembrandt hebben ter zitting aangegeven dat zij bereid zijn om het geld dat zich eventueel nog in kas bevindt bij de beheerder van het appartement, af te dragen aan doelen die zich inzetten voor natuur- en dierenbescherming in Nederland om zoveel mogelijk in de geest van erflaatster te handelen. De rechtbank neemt aan dat dit ook geldt voor eventuele (nog toekomstige) huuropbrengsten. Nu aanwending van eventuele exploitatieopbrengsten aan natuur- en dierenbescherming kennelijk wel mogelijk is, ziet de rechtbank geen reden om deze last op te heffen of te wijzigen. Nu deze last van kracht blijft, zal de rechtbank het onder 3. verzochte ook afwijzen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat KWF en Rembrandt niet verplicht zijn om – zoals door erflaatster dringend verzocht in haar appartement – het appartement gedurende vijftig jaar na het openvallen van de nalatenschap niet te vervreemden, zodat zij gerechtigd en bevoegd zijn om tot vervreemding van het appartement over te gaan;
5.2.
verklaart voor recht dat de last zoals opgelegd door erflaatster in haar testament om het appartement nimmer te vervreemden aan de huidige eigenaar van de andere woning [adres] te [plaats] , zijnde de heer [C] en mevrouw [D] , of hun bloed- en aanverwanten tot en met de zesde graad, voor niet geschreven gehouden wordt;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Crouwel en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2025.
Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Het beroepschrift kan uitsluitend door een advocaat worden ingediend.