ECLI:NL:RBMNE:2025:1219

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
UTR 24/4193
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving omgevingsvergunning en procesbelang bij herstelwerkzaamheden aan burenpand

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 maart 2025 een mondelinge uitspraak gedaan over een handhavingsverzoek van eiser, die stelde dat herstelwerkzaamheden aan het gewelf in de kelder van het pand van de buren zijn uitgevoerd zonder dat daarvoor een omgevingsvergunning was aangevraagd en verleend. De rechtbank oordeelde dat eiser geen procesbelang had, omdat de herstelwerkzaamheden al waren afgerond en hij met zijn beroep de uitvoering daarvan niet meer kon voorkomen. De rechtbank benadrukte dat de bestuursrechter alleen inhoudelijk kan oordelen als de indiener van het beroep een actueel en reëel belang heeft. In dit geval was er geen omgevingsvergunning nodig voor de uitvoering van de last onder bestuursdwang, omdat de last impliciet toestemming verleende voor de uitvoering van de werkzaamheden. De rechtbank volgde de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat een opgelegde last onder dwangsom of bestuursdwang de vereiste toestemming om aan die last te voldoen impliceert. Eiser had wel belang bij de vraag of een vergunning vereist was, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om het beroep gegrond te verklaren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees op de mogelijkheid voor eiser om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4193
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. E. Erkamp),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht

(gemachtigden: mr. drs. H. van Gellekom en mr. M. Snippe).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel: [A] en [B] uit [plaats] (gemachtigde: mr. P.J. Gijsbertsen) (de buren).

Zitting

In deze zaak heeft de rechtbank mondeling uitspraak gedaan, direct nadat de zaak is behandeld op de zitting van 6 maart 2024. Dit proces-verbaal is de schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak.
Bij de zitting waren de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van het college aanwezig. Ook de heer [A] was aanwezig. De rechtbank heeft hen gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.

Motivering van de beslissing

1. Deze zaak gaat over een handhavingsverzoek van eiser. Hij heeft verzocht om handhaving omdat de herstelwerkzaamheden aan het gewelf in de kelder van het pand van de buren zijn uitgevoerd, zonder dat daarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd en verleend.
Heeft eiser een procesbelang?
2. Het is de taak van de bestuursrechter om geschillen te beslechten. De bestuursrechter is daarom alleen gehouden om een beroep tegen een besluit van een bestuursorgaan inhoudelijk te beoordelen, als de indiener van het beroep daarbij een actueel en reëel belang heeft. Eiser moet het doel dat hij met zijn handhavingsverzoek nastreeft met zijn beroep kunnen bereiken. Als dat belang is vervallen, doet de bestuursrechter geen uitspraak alleen maar vanwege de principiële betekenis daarvan.
3. De herstelwerkzaamheden aan het gewelf in de kelder onder het pand van de buren zijn al afgerond. Vaststaat dat eiser de herstelwerkzaamheden en de wijze waarop die zijn uitgevoerd met zijn beroep niet meer kan voorkomen, nu die zijn afgerond.
4. De herstelwerkzaamheden zijn uitgevoerd naar aanleiding van een opgelegde last onder dwangsom. Dat besluit is onherroepelijk. De vraag of met het uitvoeren van de herstelwerkzaamheden is voldaan aan die last, is onderwerp van een andere procedure. De rechtbank heeft daarin geoordeeld dat aan de last is voldaan. Het hoger beroep tegen die uitspraak is aanhangig bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling). Daar zal worden geoordeeld of aan de last is voldaan en of met de herstelwerkzaamheden wordt voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit en het Besluit bouwwerken leefomgeving. In de nu voorliggende procedure kan over die vragen niet worden geoordeeld.
5. Eiser heeft wel belang bij het antwoord op de vraag of voor de herstelwerkzaamheden een omgevingsvergunning vereist was. Want als een vergunning vereist is, komt bij de beoordeling van de aanvraag aan de orde wat het toetsingskader voor die vergunning is. Het college heeft op de zitting gesteld dat dit toetsingskader gelijk is aan dat van de beoordeling of voldaan is aan de opgelegde last. Het college heeft daarbij verwezen naar de expertise van de betrokken ambtenaren, maar deze stelling niet verder onderbouwd. Op voorhand is niet uit te sluiten dat het toetsingskader voor de vergunning niet gelijk is aan het toetsingskader voor de beoordeling of is voldaan aan de opgelegde last onder dwangsom. Als een vergunning vereist is en het toetsingskader anders is dan dat voor de beoordeling of voldaan is aan de last, dan kunnen in de beoordeling van de vergunning andere voor eiser relevante aspecten aan de orde komen.
6. De rechtbank is van oordeel dat daarom wel sprake is van een actueel en reëel belang aan de zijde van eiser. De vraag of voor de herstelwerkzaamheden een vergunning nodig was, heeft voor eiser meer dan alleen principiële betekenis. Dat is voldoende om een procesbelang aan te nemen.
7. Het beroep van eiser is ontvankelijk.
Is een vergunning vereis voor de herstelwerkzaamheden?
8. Eiser stelt dat voor de uitvoering van de herstelwerkzaamheden een vergunning benodigd was. Nu deze niet is aangevraagd en verleend en de werkzaamheden dus zonder vergunning zijn uitgevoerd, had het college handhavend moeten optreden.
9. Naar het oordeel van de rechtbank was er geen omgevingsvergunning nodig voor de feitelijke uitvoering van de last onder bestuursdwang. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling dat een gegeven last onder dwangsom of bestuursdwang de vereiste toestemming om aan die last te voldoen, impliceert. [1] Voor het voldoen aan de last is dan geen omgevingsvergunning meer nodig. De rechtbank volgt die rechtspraak. Daarbij acht zij van belang dat het college in dit geval zowel het bevoegde gezag is voor het treffen van handhavingsmaatregelen zoals het opleggen van de last onder bestuursrecht, als voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van het pand van de buren.
10. Dat met de herstelwerkzaamheden een geheel nieuwe situatie, ofwel een ‘nieuw bouwwerk’ zou zijn gecreëerd, zodat om die reden een omgevingsvergunning nodig was volgt de rechtbank evenmin. Eiser heeft hiervoor verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Groningen van 2 juni 2006 die is bevestigd door de Afdeling bij uitspraak van 2 maart 2011. [2] Daarin was echter sprake van een nieuw geplaatste erfafscheiding zonder dat daarvoor een bouwvergunning was verleend. De last onder dwangsom die vervolgens was opgelegd en voorschreef dat een deel van de erfafscheiding in overeenstemming moest worden gebracht met een door de overtreder ingediend bouwplan, impliceerde volgens de rechtbank (en de Afdeling) geen toestemming voor het plaatsen van de erfafscheiding als zodanig zonder bouwvergunning. Van een dergelijke situatie is nu geen sprake. De last onder bestuursdwang houdt kort samengevat de opdracht in de werfkelder tussen de panden [adres] en [nummer] in ieder geval tijdelijk te herstellen en hersteld te houden, zodanig dat de stabiliteit van de panden in de komende tijd is gewaarborgd. Anders dan in de door eiser aangehaalde zaak, gaat het hier dus niet om het oprichten van een geheel nieuw bouwwerk waar nimmer vergunning voor is verleend. De vergelijking met deze uitspraken gaat daarmee niet op.
11. Voor de beantwoording van de vraag of voor de uitvoering van de last een omgevingsvergunning nodig is, is bepalend of sprake is van een nieuw bouwwerk. Of het beoordelingskader voor het al dan niet voldaan zijn aan de last gelijk is aan dat van een omgevingsvergunning voor de betreffende activiteit, is niet van belang. Het is dus mogelijk dat de beoordeling of aan de last is voldaan een ander beoordelingskader kent dan de omgevingsvergunning, maar dat geen vergunning vereist is omdat de toestemming is verleend met het opleggen van de last. Dit is een logisch gevolg van de systematiek waarin de toestemming wordt geacht te zijn verleend met het opleggen van de last. Het besluit tot het opleggen van de last ligt in deze procedure niet meer ter beoordeling voor. Dat besluit is al onherroepelijk geworden.
12. De beroepsgrond slaagt niet en het beroep is daarom ongegrond.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2025 door mr. A. de Snoo, rechter, in aanwezigheid van D.A.M. Delger, griffier.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:169, overweging 25.