In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres tegen de vastgestelde WOZ-waarde van haar woning aan de [adres 1] in [woonplaats]. De heffingsambtenaar had de waarde voor het belastingjaar 2023 vastgesteld op € 443.000,- met als waardepeildatum 1 januari 2022. Eiseres maakte bezwaar tegen deze vaststelling, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, waarbij de rechtbank op 30 september 2024 de zaak heeft behandeld. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld, en dat de waarde in het economisch verkeer overeenkomt met de vastgestelde waarde. Eiseres heeft ook een verzoek ingediend om immateriële schadevergoeding wegens een te lange procedure, maar de rechtbank concludeert dat de redelijke termijn niet is overschreden en wijst dit verzoek af. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.