Op 13 november 2023 heeft eiseres een aanvraag voor studiefinanciering ingediend, welke op 29 december 2023 is goedgekeurd. Hierbij is met terugwerkende kracht tot 1 november 2023 het studentenreisproduct toegekend. Eiseres heeft in de periode van 1 november 2023 tot en met 29 december 2023 voor € 237,05 met het openbaar vervoer gereisd en heeft de minister op 16 januari 2024 verzocht om schadevergoeding voor deze kosten. De minister heeft dit verzoek afgewezen, waarna eiseres de zaak aan de rechtbank heeft voorgelegd.
De rechtbank heeft op 27 januari 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank overweegt dat het verzoek tot schadevergoeding niet kan worden beoordeeld aan de hand van de schaderegeling van artikel 3.29 van de Wet studiefinanciering 2000, omdat deze regeling alleen van toepassing is op studenten die studiefinanciering hebben ontvangen zonder dat het reisrecht op tijd is verstrekt. In dit geval is het reisrecht echter met terugwerkende kracht toegekend, wat buiten de reikwijdte van de regeling valt. Bovendien is de aanvraag voor studiefinanciering binnen de wettelijke termijn van acht weken afgehandeld, waardoor er geen sprake is van onrechtmatigheid.
De rechtbank concludeert dat eiseres had kunnen voorkomen dat zij haar reisrecht niet kon gebruiken door tijdig een aanvraag in te dienen. De rechtbank wijst het verzoek tot schadevergoeding af en stelt vast dat eiseres het griffierecht niet terugkrijgt. De uitspraak is gedaan door rechter S.T. Könning, in aanwezigheid van griffier L.M. Kalkman, en is openbaar uitgesproken op 27 januari 2025.