ECLI:NL:RBMNE:2025:1581

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
C/16/591409 / FO RK 25-411
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bijzondere curator voor een minderjarige in een strafzaak tegen de vader

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 7 april 2025 een beschikking gegeven met betrekking tot de benoeming van een bijzondere curator voor de minderjarige [minderjarige], geboren op [2015] te [geboorteplaats]. De benoeming is gedaan op verzoek van de officier van justitie in het kader van een strafzaak tegen de vader van de minderjarige, die verdacht wordt van poging doodslag op de moeder van de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een belangenconflict kan ontstaan tussen de ouders en de minderjarige, aangezien de vader als verdachte en de moeder als slachtoffer in de strafzaak zijn betrokken. De rechtbank heeft op basis van artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek besloten dat het in het belang van de minderjarige noodzakelijk is om een bijzondere curator te benoemen die haar belangen kan behartigen.

De rechtbank heeft mr. K.R. Koopman benoemd tot bijzondere curator en haar de opdracht gegeven om de minderjarige bij te staan tijdens het getuigenverhoor dat gepland staat op 15 april 2025. De rechtbank heeft benadrukt dat de bijzondere curator de minderjarige zowel in als buiten rechte moet vertegenwoordigen en dat zij rapport moet uitbrengen over de bijstand binnen zes weken na de uitspraak in de strafzaak. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door de betrokken partijen worden aangevochten in hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/591409 / FO RK 25-411
Bijzondere curator
Beschikking van 7 april 2025
in de zaak van:
de officier van justitie,
arrondissementsparket Midden-Nederland,
hierna te noemen: de officier van justitie,
met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [2015] te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[de vader],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M. Aygun,
en
[de moeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder.
advocaat: mr. C.H. Dijkstra.

1.De procedure

1.1.
De officier van justitie heeft de rechtbank op 28 maart 2025 het volgende e-mail bericht gestuurd:
In de strafzaak tegen de verdachte [de vader] (16/263638-24) mail ik u over het volgende.
In deze zaak wordt de verdachte verdacht van (primair) een poging doodslag op zijn partner, mevr. [de moeder] . De verdediging heeft naar aanleiding van de eerste pro forma zitting d.d. 27 november ‘24 de onderzoekswens kenbaar gemaakt om de getuige [minderjarige] ( [2015] ) te mogen horen. Zij is de dochter van de verdachte en zijn partner, en is tevens (enige) getuige geweest van het strafbare feit. Het verzoek om haar nogmaals te horen is door de rechtbank toegewezen.
Op 15 april ’25 staat het getuigenverhoor van [minderjarige] gepland. Zij heeft de leeftijd van – inmiddels - 9 jaar oud.
De beide ouders van [minderjarige] zijn betrokken in deze strafzaak, waarbij haar vader als verdachte is aangemerkt en haar moeder als slachtoffer. Dat maakt dat [minderjarige] (mogelijk) op enig moment in een belangenstrijd/loyaliteitsconflict terecht kan komen. Op grond van art. 1:250 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een
bijzondere curatorbenoemen wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige de belangen van de met het gezag belaste ouders in strijd zijn met die van de minderjarige, en de rechter die benoeming in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht. Daarbij wordt ook gekeken naar de aard van de belangenstrijd. Een bijzondere curator is geheel onafhankelijk en kan de belangen van een minderjarige behartigen.
Gezien de rol van [minderjarige] in het strafproces, waarbij zij de enige directe getuige van het strafbare feit is geweest, acht ik het in het belang van de minderjarige dat een bijzondere curator de belangen van de minderjarigen in deze strafzaak tegen haar vader kan behartigen, en haar zowel in als buiten rechte kan vertegenwoordigen. Op dit moment is er namelijk niemand die haar belangen in dit strafproces waarborgt. De enige persoon die kijkt naar haar
psychischebelangen is de psycholoog, maar dat is geen persoon die haar juridisch kan bijstaan. Denk hierbij onder meer aan de voorbereiding en aanwezigheid tijdens het getuigenverhoor van 15 april a.s.. Ook is het niet ondenkbaar dat [minderjarige] schadevergoeding in de vorm van shockschade toekomt.
Aangezien het getuigenverhoor over minder dan een maand staat gepland, zou het in mijn optiek het meest wenselijk zijn als hierop een beslissing kan worden genomen middels voorzittersbeslissing (of indien noodzakelijk, het schriftelijk uitwisselen van standpunten).
Bijgevoegd treft u de verklaring van de psycholoog van [minderjarige] aan, die ik heb ontvangen van de raadsvrouw van mevr. [de moeder] .
1.2.
Bij de e-mail zit als bijlage een brief van M. Speksnijder, GZ-psycholoog met de volgende inhoud:
Hierbij verklaar ik dat ik als behandelaar van [minderjarige] geen zwaarwegende redenen kan aandragen om [minderjarige] af te laten zien van het verzoek van de rechter- commissaris om [minderjarige] op te roepen als getuige in de strafzaak van haar vader. Mijn dringend advies is om in het belang van [minderjarige] en haar betrokkenheid bij deze strafzaak waar beide ouders partij in zijn een bijzonder curator aan te stellen die de belangen kan behartigen van [minderjarige] en haar kan ondersteunen in het proces wat nog zal volgen.
1.3.
De griffier van de rechtbank heeft vervolgens de standpunten van de vader en de moeder opgevraagd met betrekking tot het verzoek van de officier van justitie.
1.4.
In een e-mail van 2 april 2025 heeft de advocaat van de vader laten weten zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank. In een e-mail van 2 april 2025 heeft de advocaat van de moeder laten weten blij te zijn met het verzoek van de officier van justitie.

2.De beoordeling

2.1.
De rechtbank zal ambtshalve een bijzondere curator benoemen voor [minderjarige] . De rechtbank legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
2.2.
Op grond van artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank
- kort gezegd en voor zover hier van belang - een bijzondere curator benoemen wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding, dan wel het vermogen van de minderjarige, de belangen van de met het gezag belaste ouders of een van hen in strijd zijn met die van de minderjarige, en zij die benoeming in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht. De bijzondere curator kan de minderjarige zowel in als buiten rechte vertegenwoordigen.
2.3.
In de strafzaak met parketnummer 16-263638-24 verdenkt het openbaar ministerie de vader van [minderjarige] ervan dat hij haar moeder op 16 augustus 2024 ernstig heeft mishandeld. Op de dagvaarding is dit feit onder meer ten laste gelegd als poging doodslag. In de strafzaak tegen de vader heeft de rechtbank op de pro-formazitting van 27 november 2024 beslist dat [minderjarige] als getuige moet worden gehoord. Dat verhoor staat (vooralsnog) gepland op 15 april 2025 om 13.00 uur.
2.4.
Deze gang van zaken betekent dat [minderjarige] als getuige zal worden gehoord in een strafzaak waarbij haar vader als verdachte wordt gezien en haar moeder als slachtoffer. De ouders van [minderjarige] hebben als (mogelijk) betrokkenen bij het incident een (evident) tegenstrijdig belang bij dit verhoor. Omdat [minderjarige] pas 9 jaar is, is het van belang dat zij bij dit verhoor wordt bijgestaan door een advocaat. Een advocaat kan haar ook helpen als het gaat om de vraag of zij bij bepaalde vragen al dan niet een beroep kan doen op het verschoningsrecht. Bovendien heeft de officier van justitie gewezen op de mogelijkheid dat [minderjarige] misschien aanspraak kan en wil maken op schokschade. Zij is immers getuige geweest van het incident tussen haar ouders. Ook bij een dergelijke mogelijke vordering is sprake van een tegenstrijdig belang tussen de ouders en [minderjarige] .
2.5.
De rechtbank zal mr. K.R. Koopman, kantoorhoudende te Zeist, tot bijzondere curator benoemen. Zij heeft zich bereid verklaard deze opdracht op zich te nemen.
2.6.
De rechtbank geeft de bijzondere curator de opdracht om [minderjarige] bij te staan bij het geplande verhoor van [minderjarige] als getuige en gedurende de verdere procedure in eerste aanleg van de strafzaak tegen de vader (parketnummer: 16-263638-24), ook voor zover het betreft de mogelijkheid van het indienen van een vordering benadeelde partij en de vraag of dat aangewezen is.
2.7.
Van de bijzondere curator wordt verwacht dat zij de rechtbank (in het kader van haar benoeming) uiterlijk binnen zes weken na de datum van uitspreken van het vonnis in de strafzaak zal rapporteren over het resultaat van de bijstand. Daarbij geeft de rechtbank de bijzondere curator in overweging om, als een schadevergoeding wordt toegekend, te bewerkstelligen dat deze schadevergoeding wordt uitgekeerd op een bankrekening van de minderjarige met een zogenoemde BEM-Clausule.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
benoemt vanaf heden mr. K.R. Koopman, kantoorhoudende te Zeist, tot bijzondere curator over de minderjarige [minderjarige] , geboren op [2015] te [geboorteplaats] , om haar te vertegenwoordigen voor de duur van de behandeling in eerste aanleg van de strafzaak met parketnummer 16-263638-24;
3.2.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. R.M. Maliepaard, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. J.M. van de Griendt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 april 2025.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.