Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[handelsnaam 1],
wonend in [woonplaats] ,
eisende partij, hierna: [eiser] ,
gemachtigde: mr. M. van Egmond,
[handelsnaam 2] ,wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna: [gedaagde] ,
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 15;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 6.
2.De kern van de zaak
3.De beoordeling
Tussen [eiser] en [gedaagde] is een overeenkomst van opdracht tot stand gekomen
success feeop “elke succesvol afgeronde financieringsaanvraag” die wordt afgewikkeld via [bedrijf] dan wel via (een onderneming van) [gedaagde] . En [eiser] heeft op de zitting (onbetwist) gesteld dat hij op basis van een mondelinge afspraak deze commissie “vooruit” mocht factureren. Maar [eiser] heeft niet toegelicht op welke specifieke commissie deze factuur ziet en dat had wel op zijn weg gelegen. Dat geldt des te meer omdat het uit het door [gedaagde] als productie 6 overgelegde overzicht van volgens hem verschuldigde commissie volgt dat [eiser] eerder al – op de factuur met nummer 2022-11 – meer commissie heeft gefactureerd en betaald gekregen (€ 2.500) dan waarop hij volgens [gedaagde] in totaal recht heeft (€ 2.004). Nu [eiser] tegenover de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] onvoldoende heeft onderbouwd dat hij recht heeft op de gefactureerde commissie zal de kantonrechter zijn vordering voor wat betreft deze commissie afwijzen.