ECLI:NL:RBMNE:2025:1747

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
11357402
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgkosten en eigen risico in zorgverzekering

In deze zaak heeft gedaagde in 2022 een zorgverzekeringsovereenkomst gesloten met eiseres, Onderlinge Waarborgmaatschappij Zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid U.A., waarbij hij koos voor het maximale vrijwillige eigen risico van € 885,00. Eiseres stelt dat gedaagde zorgkosten heeft gemaakt en zijn volledige eigen risico heeft opgebruikt, maar deze kosten niet heeft betaald. Eiseres vordert daarom betaling van de zorgkosten, alsook buitengerechtelijke incasso- en proceskosten. De kantonrechter heeft de vorderingen van eiseres toegewezen en heeft in zijn vonnis op 23 april 2025 uiteengezet dat gedaagde inderdaad € 885,00 aan zorgkosten verschuldigd is, aangezien hij deze kosten niet heeft betwist en de zorgdeclaraties van eiseres niet heeft weerlegd. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat gedaagde de wettelijke rente over het verschuldigde bedrag moet betalen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten, omdat eiseres aan de vereisten voor deze kosten heeft voldaan. Tot slot is gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 667,88. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 11357402 \ AC EXPL 24-2553
Vonnis van 23 april 2025
in de zaak van
De onderlinge waarborgmaatschappij met uitgesloten aansprakelijkheid Onderlinge Waarborgmaatschappij Zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid U.A.,
gevestigd in Leiden,
eisende partij,
hierna te noemen: Zorg en Zekerheid,
gemachtigde: Flanderijn & Van Eck,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft de volgende stukken ontvangen en gelezen:
  • dagvaarding;
  • conclusie van antwoord, die is toegezonden met een e-mail van 15 december 2024;
  • conclusie van repliek;
  • conclusie van dupliek, die is toegezonden met een e-mail van 4 maart 2025.
1.2.
De kantonrechter heeft beslist dat vonnis zal worden gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde] heeft in 2022 een zorgverzekeringsovereenkomst met Zorg en Zekerheid gesloten en daarbij gekozen voor het maximale vrijwillige eigen risico. Volgens Zorg en Zekerheid heeft [gedaagde] in 2022 zorgkosten gemaakt en heeft hij daarbij zijn volledige eigen risico van € 885,00 opgebruikt. [gedaagde] heeft deze zorgkosten niet betaald. Zorg en Zekerheid vordert in deze procedure daarom de betaling daarvan. Ook wordt daarbij aanspraak gemaakt op buitengerechtelijke incasso- en proceskosten. De kantonrechter zal deze vorderingen toewijzen en zal hierna uitleggen waarom.
3. De beoordeling
[gedaagde] moet € 885,00 betalen aan zorgkosten die onder zijn eigen risico vallen
3.1.
Naar het oordeel van de kantonrechter staat vast dat [gedaagde] een bedrag van € 885,00 aan eigen risico heeft gebruikt en die kosten aan Zorg en Zekerheid verschuldigd is. Tussen partijen is niet in geschil dat zij in 2022 een zorgverzekeringsovereenkomst hebben gesloten en dat daarbij voor [gedaagde] een maximaal eigen risico van in totaal € 885,00 is overeengekomen. De kantonrechter is van oordeel dat vaststaat dat [gedaagde] in 2022 zorgkosten heeft gemaakt, dat Zorg en Zekerheid die kosten aan de betreffende medische behandelaars heeft vergoed en [gedaagde] daardoor zijn volledige eigen risico heeft opgebruikt. De door [gedaagde] gemaakte zorgkosten heeft Zorg en Zekerheid namelijk onderbouwd met verschillende zorgdeclaraties. Uit die zorgdeclaraties blijkt dat Zorg en Zekerheid in 2022 aan verschillende medische behandelaars door [gedaagde] gemaakte zorgkosten heeft vergoed. Ook blijkt daaruit dat de vergoeding van de zorgkosten bij elkaar opgeteld het maximale eigen risico van [gedaagde] van € 885,00 overstijgt. Dat betekent dat [gedaagde] die kosten in beginsel aan Zorg en Zekerheid verschuldigd is. Dat dit anders zou zijn, heeft [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gemotiveerd gesteld. [gedaagde] heeft wel aangevoerd dat hij nooit ziek is (geweest) en dat hij dus ook geen kosten heeft gemaakt. Maar hij heeft echter nagelaten hierbij in te gaan op de door Zorg en Zekerheid ingebrachte declaraties en de aan de medische behandelaars uitgekeerde zorgkosten. Nu hij daar geen gemotiveerd verweer tegen heeft gevoerd, gaat de kantonrechter uit van de juistheid van die declaraties en het verschuldigde bedrag aan eigen risico.
3.2.
Voor zover [gedaagde] verder heeft aangevoerd dat hij door een moeilijke financiële situatie de premie van de zorgverzekering niet kon betalen, overweegt de kantonrechter dat het in deze procedure niet om verschuldigde zorgpremie, maar om een bedrag aan verschuldigd eigen risico gaat. Dit ziet dus op andere bedragen. Bovendien maakt eventuele betalingsonmacht niet dat de bedragen om die reden niet verschuldigd zouden zijn. Dit verweer wordt daarom gepasseerd. Wat betreft het standpunt van [gedaagde] dat hem bij het afsluiten van de zorgverzekeringsovereenkomst een elektrische tandenborstel was beloofd, en dat hij die nooit heeft gehad, overweegt de kantonrechter dat dit er ook niet toe kan leiden dat het bedrag aan eigen risico niet langer aan Zorg en Zekerheid verschuldigd is. In de eerste plaats geldt dat niet is komen vast te staan dat Zorg en Zekerheid een dergelijke tandenborstel aan [gedaagde] heeft aangeboden. Zorg en Zekerheid heeft dat namelijk gemotiveerd betwist. Het is vervolgens aan [gedaagde] om zijn betwisting voldoende te onderbouwen en dat heeft hij niet gedaan. En overigens maakt [gedaagde] niet duidelijk waarom het niet ontvangen van de tandenborstel het zou rechtvaardigen dat hij op zijn beurt niet tot betaling van het eigen risico gehouden zou zijn.
3.3.
Gelet op het voorgaande, zal het door Zorg en Zekerheid gevorderde bedrag van € 885,00 worden toegewezen.
[gedaagde] moet de wettelijke rente betalen
3.4.
[gedaagde] moet ook de gevorderde wettelijke rente over het verschuldigde eigen risico betalen. Zorg en Zekerheid heeft namelijk meerdere keren aan [gedaagde] verzocht om het bedrag aan verschuldigd eigen risico te betalen en dat heeft [gedaagde] niet gedaan. Zorg en Zekerheid heeft de rente over het op 26 augustus 2024 openstaande bedrag berekend op € 89,86. Dat bedrag wordt toegewezen en ook de rente vanaf die datum tot aan de dag van volledige betaling.
[gedaagde] moet de buitengerechtelijke incassokosten betalen
3.5.
Zorg en Zekerheid maakt ook aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Deze vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] een consument is (een natuurlijk persoon die niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf). Daarom moet de kantonrechter controleren of is voldaan aan de dan geldende extra eisen voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten. Zorg en Zekerheid heeft aan [gedaagde] een of meer aanmaningen gestuurd die voldoen aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Daarom zal een bedrag van € 101,76 worden toegewezen.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
3.6.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Zorg en Zekerheid worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,38
- griffierecht
328,00
- salaris gemachtigde
135,00
(1 punt × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
667,88
Het vonnis zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard
3.7.
De kantonrechter zal het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van de partijen hoger beroep instelt tegen deze beslising. De beslissing geldt in dat geval tot het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Zorg en Zekerheid te betalen een bedrag van € 1.076,62, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 26 augustus 2024 over € 885,00 (het verschuldigde eigen risico) tot aan de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 667,88, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2025.
LHJ/63796