ECLI:NL:RBMNE:2025:1752

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
UTR 23/6495
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen te late beslissing op vergunningaanvraag voor autobedrijf

Op 15 april 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest. De verzoekster had op 20 december 2023 beroep ingesteld omdat het college niet tijdig had beslist op haar aanvraag voor een vergunning voor het exploiteren van een autobedrijf. Het college heeft op 15 november 2024 alsnog een besluit genomen, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en om een proceskostenvergoeding heeft gevraagd. Het college heeft op 20 maart 2025 ingestemd met de veroordeling in de proceskosten. De rechtbank heeft besloten de zaak zonder zitting te behandelen, omdat er voldoende informatie beschikbaar was. De rechtbank oordeelde dat het college te laat had beslist en kende verzoekster een proceskostenvergoeding toe van € 453,50, evenals het griffierecht van € 365,--. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/6495

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 april 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. J.B.M. Swart),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest(het college), verweerder

Procesverloop

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat verzoekster heeft ingediend op 20 december 2023 omdat het college niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag om een vergunning voor het exploiteren van een autobedrijf aan de [adres] in [plaats] .
1.1.
Het college heeft op 15 november 2024 alsnog een besluit genomen op de aanvraag van verzoekster. Verzoekster heeft het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd van haar proceskosten.
1.2.
Het college heeft op 20 maart 2025 gereageerd op dit verzoek met de mededeling akkoord te gaan met een veroordeling in de proceskosten.
1.3.
De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen. [1]

Overwegingen

2. Als het beroep is ingetrokken omdat het college geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoekster) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat het college de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen. [2]
3. Niet in geschil is dat het college te laat is met het nemen van een besluit op de aanvraag van verzoekster. Dit heeft het college erkend in zijn brief van 9 januari 2024.
4. Omdat verzoekster terecht in beroep is gekomen vanwege een veel te laat genomen besluit, kent de rechtbank verzoekster een vergoeding van haar proceskosten toe.
De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die het college moet betalen vast op
€ 453,50,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 907,- en een wegingsfactor 0,5). Omdat de zaak alleen ging over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een wegingsfactor van 0,5 toegepast. Verder zijn er geen kosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.
5. Verweerder moet ook het griffierecht van € 365,-- aan verzoekster betalen. [3]

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het college tot betaling van € 453,50,-- aan proceskosten aan verzoekster en tot betaling van € 365,-- aan griffierecht aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. S.N. van Ooijen, griffier. Deze uitspraak is in het openbaar uitgesproken op
15 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dat volgt uit artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dat volgt uit artikel 8:41 van de Awb.