ECLI:NL:RBMNE:2025:1756

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
UTR 25/951
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late indiening van het beroepschrift

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 1 april 2025, wordt het beroep van eisers tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere behandeld. Het college had op 20 december 2024 een besluit genomen, waartegen eisers, beiden woonachtig in [plaats 1], beroep aantekenden. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift te laat is ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de bekendmaking van het besluit. In dit geval eindigde de termijn op 31 januari 2025. Eisers hebben het beroepschrift echter pas op 3 februari 2025 ter post bezorgd, wat betekent dat het niet tijdig is ingediend. De rechtbank wijst erop dat het te laat indienen niet verschoonbaar is, omdat eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd dat het beroepschrift eerder ter post is bezorgd. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/951

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 april 2025 in de zaak tussen

1.
[eiser sub 1],
2. [eiser sub 2],
beiden uit [plaats 1] ,
eisers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere(het college), verweerder
(gemachtigden: mr. J.J. Molenaar en mr. J.P.H. de Bruijn).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[vergunninghouder] B.V.uit [plaats 2] (vergunninghouder)
(gemachtigde: P. Kok).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eisers tegen het bestreden besluit van het college van 20 december 2024.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop het besluit ter inzage is gelegd. [2]
Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3] Wanneer het beroepschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post [4] wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend. [5] Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen. Als op de envelop een leesbaar poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het beroepschrift op die dag op de post is gedaan. De rechtbank wijkt alleen van dit uitgangspunt af als de indiener van het beroepschrift aannemelijk maakt dat het op een eerdere datum op de post is gedaan.
3.1.
Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verschoonbaar is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [6]
Is het beroep te laat ingediend?
4. Vast staat dat het college het bestreden besluit heeft bekendgemaakt op 20 december 2024 door publicatie in het Gemeenteblad van de gemeente Almere en op de website www.overheid.nl, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 31 januari 2025. Deze reactietermijn staat ook vermeld in de publicatie.
4.1
Eisers hebben het beroepschrift met PostNL verstuurd. Het beroepschrift bevat een leesbaar poststempel met de datum 3 februari 2025. De rechtbank gaat er daarom van uit dat het beroepschrift op 3 februari 2025 op de post is gedaan. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verschoonbaar?
5. Eisers stellen dat zij het beroepschrift op 31 januari 2025 op de post hebben gedaan. Voor zover het beroepschrift pas op 3 februari 2025 door PostNL is verwerkt voor verzending, ligt dit volgens eisers buiten hun macht.
5.1
De rechtbank volgt eisers daarin niet. Uit de rechtspraak [7] volgt dat een door PostNL aangebrachte datumstempel het uitgangspunt is bij het vaststellen van de datum van terpostbezorging van het beroepschrift. Indien uit de datum van de poststempel blijkt dat het beroepschrift te laat ter post is bezorgd, is het aan de indiener om aannemelijk te maken dat het beroepschrift eerder ter post is bezorgd. Naar het oordeel van de rechtbank is de enkele stelling van eisers dat het beroepschrift op 31 januari 2025 bij de [bedrijf] Parkwijk in Almere is afgegeven, daarvoor onvoldoende. Voor zover eisers meer zekerheid wilden hebben over de tijdige bezorging ter post merkt de rechtbank op dat zij hun beroepschrift aangetekend hadden kunnen verzenden. Van die mogelijkheid hebben zij geen gebruik gemaakt. Het te laat indienen van het beroepschrift is niet verschoonbaar.
6. Eisers hebben nog gesteld dat algemeen bekend is dat de postbezorging al enige tijd te wensen overlaat, zodat de te late verzending hen niet kan worden tegengeworpen. De rechtbank ziet daarin in dit geval geen excuus voor het te laat indienen van het beroep. De ervaren problemen met postbezorging zijn gelegen in het bezorgen van al dan niet aangetekende post. In dit geval zou het probleem volgens eisers zijn gelegen in het aanleveren van de post bij PostNL en vervolgens de verwerking daarvan. Daarvan zijn geen ongeregeldheden bij de rechtbank bekend.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 1 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 6:8, vierde lid, van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Onder gewone post wordt verstaan door PostNL of door ieder ander bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd postvervoerbedrijf.
5.Dit volgt uit artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.
6.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.
7.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 28 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP2138.