ECLI:NL:RBMNE:2025:1767

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
UTR 23/3546
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de beslissing van het Uwv inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van Adecco Industrial Flex Solutions B.V. tegen de beslissing van het Uwv om aan een (ex-)werkneemster een WIA-uitkering toe te kennen met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%. De rechtbank onderzoekt de argumenten van eiseres, die stelt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onvoldoende passende functies heeft geduid. De rechtbank constateert dat de arbeidsdeskundige inzichtelijk heeft gemaakt waarom bepaalde functies niet geschikt zijn, en dat er voldoende onderbouwing is voor de conclusie van de arbeidsdeskundige. Eiseres heeft op de zitting haar bezwaren toegelicht, maar de rechtbank oordeelt dat de beroepsgronden niet slagen. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de beslissing van het Uwv en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen gelijk en ontvangt geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3546

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2025 in de zaak tussen

Adecco Industrial Flex Solutions B.V., uit Zaltbommel, eiseres

(gemachtigde: H.E. Wonnink),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: S.G.H. Alaerds).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing van het Uwv om aan (ex-)werkneemster van eiseres een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen met een mate van
80-100% arbeidsongeschiktheid. Aan de hand van wat eiseres heeft aangevoerd, beoordeelt de rechtbank het bestreden besluit.
Voorgeschiedenis en besluitvorming
1.1. (
Ex-)werkneemster werkte voorheen als productiemedewerker/inpakker bij eiseres voor gemiddeld 24,14 uur per week en hiernaast werd haar uitkering op grond van de Werkloosheidswet voortgezet. Per 14 april 2021 is werkneemster uitgevallen. Na het doorlopen van de wachttijd heeft zij een WIA-uitkering aangevraagd.
1.2.
Met het primaire besluit van 9 maart 2023 heeft het Uwv aan werkneemster een
WIA-uitkering toegekend, op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 60,53%. Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
1.3.
Met het bestreden besluit van 11 mei 2023 heeft het Uwv het bezwaar gegrond verklaard en medegedeeld dat (ex-)werkneemster volledig (80-100%) maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is.
1.4.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, op 11 juli 2023 aanvullende gronden en het arbeidskundig rapport van 5 juli 2023 ingediend en op 18 december 2024 een aanvullend arbeidskundig rapport ingediend. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en op 16 oktober 2024 een aanvullend verweerschrift en arbeidskundig rapport van 14 oktober 2024 ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 31 december 2024. Namens eiseres zijn de gemachtigde, [A] en mr. S.J. Heijtlager verschenen. Het Uwv is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Het geschil
2.1.
De rechtbank stelt vast dat alleen de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit in geschil is. Eiseres heeft dat op de zitting bevestigd.
2.2.
Eiseres is het niet eens met de conclusie van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Die heeft vastgesteld dat enkele van de functies die geduid waren door de primaire arbeidsdeskundige niet geschikt zijn, omdat deze de belastbaarheid van de
(ex-)werkneemster overschrijden (het gaat om de functies Consultatiebureau assistent uit SBC-code 372091). De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kon vervolgens niet genoeg andere functies selecteren in het Claim Beoordelings- en Borging Systeem (CBBS). Er bleven onvoldoende functies over om te kunnen voldoen aan de eisen uit het Schattingsbesluit: minstens drie SBC-codes met minimaal drie arbeidsplaatsen per
SBC-code en in totaal ten minste negen arbeidsplaatsen. De (ex-)werkneemster is hierdoor volledig (80-100%) arbeidsongeschikt.
2.3.
Eiseres heeft als beroepsgronden uitgebreide arbeidskundige rapporten ingebracht. Deze rapporten bevatten grotendeels algemeen geformuleerde bezwaren/twijfels en vragen aan het Uwv ten aanzien van het CBBS. Omdat het niet duidelijk is wat precies de juridische argumenten van eiseres zijn, heeft de rechtbank dit op de zitting gevraagd. Eiseres heeft toen toegelicht dat het erom gaat dat de arbeidskundige beoordeling niet controleerbaar is en dat er geen volledige heroverweging heeft plaatsgevonden in bezwaar. In het rapport van de arbeidsdeskundige van eiseres staat verder dat niet de juiste reductiefactor is toegepast en dat er wel meer functies kunnen worden geduid. De rechtbank merkt dit ook aan als beroepsgronden.
Het oordeel van de rechtbank
2.4.
De beroepsgronden van eiseres slagen niet en het beroep is ongegrond. De rechtbank legt dat hierna uit.
De heroverweging
2.5.
De rechtbank is het niet met eiseres eens dat er in bezwaar geen volledige heroverweging heeft plaatsgevonden. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft inzichtelijk toegelicht hoe de primaire beoordeling is herzien en is hersteld. Zo heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep aanvullend CBBS onderzoek gedaan en een opleidingsrichting die ten onrechte was uitgesloten juist niet uitgesloten, waardoor er meer functies werden gepresenteerd in de voorselectie. Daarnaast heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de maatmanomvang en het maatmanuurloon gewijzigd in bezwaar, waardoor de voorselectie qua indeling iets was veranderd. Aan de hand hiervan heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep verder gemotiveerd dat er onvoldoende functies kunnen worden geduid, vanwege de overschrijding van de belastbaarheid. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft ook inzichtelijk uitgelegd waarom er een andere voorselectie is dan in de primaire beoordeling. Gelet hierop ziet de rechtbank in hetgeen eiseres aanvoert onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat in bezwaar geen volledige heroverweging heeft plaatsgevonden.
Controleerbaarheid van het CBBS en passendheid functies
2.6.
Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] volgt dat het CBBS in beginsel rechtens aanvaardbaar is te achten als ondersteunend systeem en ondersteunende methode bij de beoordeling of, en zo ja in welke mate, iemand arbeidsongeschikt is te achten in de zin van de arbeidsongeschiktheidswetten. In deze rechtspraak ligt verder besloten dat de omstandigheid dat het Uwv met het CBBS beschikt over gegevens die voor de betrokkene niet alle kenbaar zijn, geen strijd oplevert met het uit artikel 6, eerste lid, van het EVRM voortvloeiende vereiste van equality of arms en met het beginsel van fair play.
2.7.
Eiseres heeft op de zitting toegelicht dat het onmogelijk is om de conclusies van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep te controleren, omdat er geen inzicht is in de
niet-geduide functies. Volgens eiseres moeten de individuele keuzes die de arbeidsdeskundige van het Uwv maakt bij het selecteren van functies inzichtelijk en reproduceerbaar zijn. Op welke manier dat zou moeten gebeuren heeft eiseres niet duidelijk kunnen maken. Op de zitting is besproken dat eiseres toegang wil tot het CBBS om de beoordeling van de arbeidsdeskundige van het Uwv te kunnen controleren, maar op welke manier daarmee inzichtelijk zou kunnen worden welke keuzes de arbeidsdeskundige heeft gemaakt is niet duidelijk.
2.8.
Verder geldt dat, zoals de CRvB heeft overwogen in de uitspraken van
2 maart 2023 [2] , niet kan worden gezegd dat door gebruik te maken van het CBBS sprake is van besluitvorming die als gevolg van niet kenbare keuzes, gegevens en aannames onvoldoende inzichtelijk en controleerbaar is. Dat geldt ook voor de functies die bij de automatische voorselectie of bij de beoordeling daarna door de arbeidsdeskundige zijn verworpen. Wanneer een betrokkene gemotiveerd in twijfel trekt of functies terecht niet zijn geselecteerd, zal de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dit moeten onderbouwen aan de hand van de toegepaste verwerpingscriteria. Eiseres heeft een overzicht gekregen van de niet-geselecteerde eindfuncties, met daarbij een notitie functiebelasting waarin staat waarom de functies zijn verworpen. Voor eiseres was het dus duidelijk welke functies niet passend zijn geacht en waarom. Het lag vervolgens op de weg van eiseres om aan te voeren en te onderbouwen waarom dit niet juist is, of, als er informatie nodig is om dit te controleren, welke informatie dat dan is.
2.9.
Dat heeft eiseres niet gedaan. Tegen de niet-geselecteerde eindfuncties heeft eiseres geen beroepsgronden aangevoerd. De arbeidsdeskundige van eiseres heeft wel in zijn algemeenheid opgemerkt dat er meer functies geduid kunnen worden omdat de
(ex-)werkneemster zittend werk, licht werk met de handen, productiewerk, portierswerk, administratief werk en al het werk waarin geen lasten gehanteerd hoeven te worden kan doen, maar welke van de niet-eindgeselecteerde functies dit dan zou zijn heeft de arbeidsdeskundige niet toegelicht. Daar komt bij dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep met de rapporten van 4 mei 2023 en 14 oktober 2024, de Resultaat Functiebeoordeling van 4 mei 2023 en de Notities Functiebelasting van 4 mei 2023 voldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat de functies niet passend zijn vanwege de aangewezen urenbeperking of overschrijding van de belastbaarheid ten aanzien van andere items.
2.10.
De arbeidsdeskundige van eiseres heeft verder nog opgemerkt dat er oplossingen mogelijk zijn om de functies Consultatiebureau assistent alsnog passend te maken, omdat het knielen of hurken te ondervangen zou zijn met een veger/grijper en een kruk. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft voldoende duidelijk toegelicht dat dit geen optie is, omdat het praktisch gezien niet mogelijk is om de werkzaamheden met een grijper/veger of op een kruk uit te voeren zonder daarbij hulp te moeten vragen aan derden of dat de belastbaarheid van ex-werknemer op andere vlakken wordt overschreden.
Reductiefactoren
2.11.
In het arbeidskundig rapport van eiseres heeft de arbeidsdeskundige opgemerkt dat bij de arbeidskundige beoordeling van het Uwv niet-medische reductiefactoren kunnen ontstaan, terwijl dat om tot de laagst mogelijke mate van arbeidsongeschiktheid te komen niet nodig is. Als er volledige vrijheid is wat betreft urenomvang, is er geen reden voor een reductiefactor. Deze zou dus 0,7744 moeten zijn en niet de gekozen 0,7353. Daarin vindt volgens eiseres de oorzaak dat er geen drie functies te duiden zijn.
2.12.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 14 oktober 2024 toegelicht dat in de CBBS-beoordeling alleen de functies kunnen worden geselecteerd die zijn opgenomen met het door de arbeidsdeskundig analist vermelde aantal uren per dag en/of per week, zoals deze voorkomen in de betreffende functie bij de betreffende werkgever. Het is niet aan de arbeidsdeskundige om hierbij het aantal uren te veranderen, waarmee ook de mogelijke reductiefactor zou wijzigen. Dit geldt volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ook voor functies die voorkomen bij het Uwv als werkgever zelf. De rechtbank kan de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hierin volgen.

Conclusie en gevolgen

3. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het Uwv ten onrechte
(ex-)werkneemster een WIA-uitkering heeft toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%. Eiseres krijgt geen gelijk. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C.G. van Dijk, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraken van 7 april 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1407 en 16 december 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:3180.