In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 19 juli 2023 tegen de definitieve beschikking tegemoetkoming opzet/grove schuld (O/GS). De rechtbank had eerder, op 20 februari 2024, een beroep van eiseres gegrond verklaard en de Dienst Toeslagen opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een besluit op bezwaar bekend te maken. Echter, de termijn van 3 april 2024 is verstreken zonder dat er een besluit is genomen. Eiseres heeft geen gebruik gemaakt van haar recht om gehoord te worden op een zitting, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de Dienst Toeslagen niet heeft voldaan aan de wettelijke beslistermijn. De rechtbank bepaalt dat de Dienst Toeslagen alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen, maar erkent dat in dit geval een langere termijn van twintig weken realistisch is, gezien de gemiddelde doorlooptijd van bezwaarprocedures. Tevens wordt er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Eiseres vraagt om uitbetaling van de dwangsom, maar de rechtbank stelt dat zij niet kan verplichten tot uitbetaling, aangezien dit een feitelijke handeling is en geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres krijgt wel een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50, en de Dienst Toeslagen moet het betaalde griffierecht van € 51,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. Vollebregt-Kuipers op 21 februari 2025.