In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen, omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar bezwaar van 21 februari 2024 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 24 februari 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiseres heeft op 13 januari 2025 een reactie gegeven op het verweerschrift van de Dienst Toeslagen, dat eerder was ingediend. Partijen zijn gevraagd of zij gehoord willen worden op een zitting, maar geen van beide partijen heeft gebruik gemaakt van dit recht, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep gegrond is, omdat de beslistermijn door de Dienst Toeslagen is overschreden. Eiseres heeft de Dienst Toeslagen op 4 november 2024 in gebreke gesteld, en heeft vervolgens op 18 december 2024 beroep ingesteld. De rechtbank heeft bepaald dat de Dienst Toeslagen alsnog een besluit moet nemen, en wel uiterlijk op 20 oktober 2025. Tevens is er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat de Dienst Toeslagen deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast heeft de rechtbank de Dienst Toeslagen veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 453,50, en het betaalde griffierecht van € 51,-. De uitspraak is gedaan door rechter M. Eversteijn en is openbaar uitgesproken op 24 februari 2025. Eiseres heeft het recht om binnen 6 weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als zij het niet eens is met deze uitspraak.