In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar aanvraag van 20 juli 2023 voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade. De rechtbank heeft op 17 april 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiseres heeft op 25 maart 2025 een verweerschrift ontvangen van de Dienst Toeslagen, maar geen van beide partijen heeft verzocht om een zitting. De rechtbank heeft het onderzoek daarop gesloten.
De rechtbank overweegt dat er beroep kan worden ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Eiseres heeft de Dienst Toeslagen in gebreke gesteld op 31 juli 2024, en heeft meer dan twee weken gewacht voordat zij op 13 maart 2025 beroep heeft ingesteld. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden en verklaart het beroep gegrond. De rechtbank draagt de Dienst Toeslagen op om alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit te nemen.
De rechtbank legt een dwangsom op van € 50,- per dag voor elke dag dat de Dienst Toeslagen de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet de Dienst Toeslagen de proceskosten van eiseres vergoeden, die zijn vastgesteld op € 453,50, en het betaalde griffierecht van € 53,-. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.