In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar aanvraag van 27 juni 2023 voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade. De rechtbank heeft op 17 april 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiseres heeft op 26 februari 2025 een verweerschrift ontvangen van de Dienst Toeslagen, maar geen van beide partijen heeft verzocht om een zitting. De rechtbank heeft het onderzoek daarop gesloten.
De rechtbank overweegt dat er tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld. Eiseres heeft de Dienst Toeslagen op 30 januari 2025 in gebreke gesteld, en heeft vervolgens op 19 februari 2025 beroep ingesteld. De rechtbank constateert dat de beslistermijn is overschreden en verklaart het beroep gegrond. De rechtbank draagt de Dienst Toeslagen op om binnen zes weken na de uitspraak een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres.
Daarnaast heeft de rechtbank een bestuurlijke dwangsom opgelegd van € 50,- per dag voor elke dag dat de Dienst Toeslagen de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De hoogte van de dwangsom is vastgesteld op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen zijn verstreken sinds de Dienst Toeslagen in gebreke is gesteld. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het door haar betaalde griffierecht van € 53,- moet door de Dienst Toeslagen worden vergoed.