ECLI:NL:RBMNE:2025:1897

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
581571
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige bij vader met gezag na zorgen over emotionele beschikbaarheid van de moeder

Op 17 april 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een beschikking gegeven in de zaak betreffende de minderjarige [minderjarige], geboren in 2013. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 26 oktober 2025 en een machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader verleend. De beslissing is genomen na langdurige zorgen over de emotionele beschikbaarheid van de moeder en de opvoedsituatie van [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om de noodzakelijke zorg en structuur te bieden die [minderjarige] nodig heeft. De vader, die met zijn partner en twee halfzusjes een stabiele opvoedsituatie biedt, is in staat om de zorg voor [minderjarige] op zich te nemen. De kinderrechter heeft ook rekening gehouden met de wensen van [minderjarige], die graag bij zijn moeder wil blijven, maar heeft geconcludeerd dat de uithuisplaatsing bij de vader in het belang van de ontwikkeling van [minderjarige] is. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummers: C/16/581571 / JE RK 24-1539
C/16/590974 / JE RK 25-471
Datum uitspraak: 17 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. A.M.R. van Ginneken,
[vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter heeft op 14 oktober 2025 een tussenbeschikking gegeven in deze zaak. Voor het procesverloop tot aan die datum verwijst de kinderrechter naar die beschikking. De kinderrechter neemt daarnaast de volgende stukken mee in de beoordeling:
- de beschikking van 14 oktober 2025;
  • het bericht van de GI van 27 maart 2025;
  • het verzoekschrift van de GI met bijlagen van 27 maart 2025.
1.2.
Op 7 april 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder via een videoverbinding, met haar advocaat;
- [A] namens de GI.
1.3.
Tijdens de mondeling behandeling heeft de moeder verteld dat [minderjarige] graag met de kinderrechter wil spreken om zijn mening over het verzoek te geven. De kinderrechter heeft daarom op 14 april 2025 een gesprek gevoerd met [minderjarige] .
1.4.
Op 17 april 2025 zijn partijen in de gelegenheid gesteld om de beslissing van de
kinderrechter telefonisch van de rechtbank te vernemen. Dit is de schriftelijke uitwerking van die beslissing.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 26 oktober 2023 [minderjarige] onder toezicht gesteld, deze is daarna verlengd tot 26 april 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De kinderrechter moet nog een beslissing nemen over het aangehouden deel van het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, oftewel tot 26 oktober 2025.
3.2.
Daarnaast verzoekt de GI een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
3.3.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De vader is het eens met beide verzoeken. Hij begrijpt dat een ondertoezichtstelling in het geval van [minderjarige] noodzakelijk is. Over de uithuisplaatsing zegt vader dat hij vindt dat dit al veel eerder had moeten plaatsvinden.
4.2.
De moeder is het niet eens met beide verzoeken. Zij is ervan overtuigd dat [minderjarige] het contact met zijn vader zelf zal vormgeven op de manier waarop hij daar behoefte aan heeft. Een ondertoezichtstelling gaat daar geen verandering in brengen. Over de uithuisplaatsing is zij van mening dat [minderjarige] bij haar in het gezin thuishoort.

5.De beoordeling

De beslissing
5.1.
De kinderrechter wijst het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling toe, dus tot 26 oktober 2025. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Hierna legt de kinderrechter uit waarom zij deze beslissing neemt.
De ondertoezichtstelling
5.2.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria voor het verlengen van een ondertoezichtstelling. [1]
[minderjarige] wordt nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. Er is al heel lange tijd veel onrust in het leven van [minderjarige] . Er bestaan veel zorgen over de (emotionele) beschikbaarheid van de moeder. Daarnaast ontstaat er een heel nieuwe situatie voor [minderjarige] nu hij ingevolge de machtiging uithuisplaatsing bij zijn vader zal gaan wonen. Het is noodzakelijk dat de ouders en [minderjarige] in een gedwongen kader hulp houden om hen hierin te begeleiden en om de hulp die daarbij nodig is te organiseren.
De machtiging tot uithuisplaatsing
5.3.
De kinderrechter is van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [2] Over [minderjarige] opvoedsituatie bij de moeder zijn al lange tijd zorgen. Moeder is minimaal betrokken bij de schoolontwikkeling van [minderjarige] . [minderjarige] verzuimt veel van school, bijvoorbeeld omdat de moeder zich verslaapt. De moeder komt ook afspraken met hulpverlening regelmatig niet na. Het voor [minderjarige] noodzakelijke diagnostisch onderzoek heeft veel vertraging opgelopen doordat de moeder daar eerder niet aan mee wilde werken. Begin dit jaar is er een zorgmelding gedaan. Die was weliswaar gericht op het halfbroertje van [minderjarige] , maar was wel gericht op de opvoedsituatie bij de moeder. Het halfbroertje van [minderjarige] is veel te vroeg geboren en de moeder heeft dan ook veel aan haar hoofd. Ten slotte zijn er nog steeds zorgen over het feit dat de moeder niet begrijpt dat zij een verantwoordelijkheid heeft als het gaat om het contact van [minderjarige] met zijn vader. Zij laat dat helemaal bij [minderjarige] , maar dat is voor hem een te zware last op zijn schouders. De moeder heeft [minderjarige] ook delen van het verzoekschrift van de GI over de uithuisplaatsing laten lezen. Dat de moeder niet begrijpt dat dat voor [minderjarige] zeer belastend is, is heel zorgelijk. Zij brengt hem daarmee in een onmogelijke positie. Dat was ook de indruk van de kinderrechter tijdens het gesprek met [minderjarige] . Daarin vertelde hij dat hij graag doordeweeks bij zijn moeder wil zijn en in de weekenden bij zijn vader, omdat dat het eerlijkst is. [minderjarige] lijkt meer bezig met zorgen dat zijn ouders tevreden zijn, dan met wat hij zélf echt wil.
5.4.
Er zijn, kortom, al geruime tijd forse zorgen over de (emotionele) beschikbaarheid van de moeder voor [minderjarige] en de manier waarop zij hem belast met zaken die zij bij hem moet weghouden. De kinderrechter benadrukt dat de moeder wel wíl, maar dat ze niet voldoende kán doen wat [minderjarige] nodig heeft. Dat, terwijl [minderjarige] vanwege zijn kindeigen problematiek des te meer een ouder nodig heeft die dat wel kan.
5.5.
De vader kan dat naar verwachting wel. De opvoedsituatie bij de vader (met zijn partner en twee halfzusjes) is stabiel. De vader realiseert zich dat het veel zal vragen van iedereen als [minderjarige] bij hem komt wonen, en heeft zelf al om hulp daarbij gevraagd. Hij vindt het van groot belang dat het contact en de omgang tussen [minderjarige] en de moeder goed en frequent zijn. De vader en de moeder wonen niet ver bij elkaar vandaan, waardoor [minderjarige] (sociale) leven verder zoveel mogelijk hetzelfde kan blijven. De kinderrechter vindt, gelet op al het voorgaande, dat een machtiging uithuisplaatsing bij de vader noodzakelijk is voor [minderjarige] . De kinderrechter bepaalt dat de machtiging op 3 mei 2025 ingaat, zodat [minderjarige] nog even de tijd heeft om te wennen aan het idee en hierin begeleid kan worden door de GI.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.6.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
Brief aan [minderjarige]
5.7
Tegelijk met de beschikking stuurt de kinderrechter een brief aan [minderjarige] om hem uit te leggen wat de beslissing is. In die brief is het volgende opgenomen:
“Eerder deze week spraken wij elkaar bij de rechtbank. Ik vertelde je toen dat je wel al snel zou horen wat mijn beslissing zou zijn, maar dat ik wat meer tijd nodig had om dat netjes op papier te zetten. Ik heb dat toch snel gedaan. Ik vind het namelijk belangrijk dat jij snel weet waarom ik mijn beslissing hebt genomen. Vooral omdat dat echt niet is wat jij graag wil.
Je hebt intussen al gehoord dat ik heb besloten dat je vanaf 3 mei bij je vader gaat wonen. Ik vond dat een moeilijke beslissing, maar wel de beslissing die voor jou het beste is. Jouw moeder houdt ontzettend veel van jou en je vertelde zelf al dat ze alles voor jou doet. Dat zie ik ook. Maar ik zie ook dat ze het best lastig vindt om alles goed te organiseren. Daardoor gebeuren dingen soms niet, of te langzaam. Ik denk dan bijvoorbeeld aan school, maar ook aan andere dingen. Voor jou vind ik dat niet goed. Jij kan alle dingen als kind natuurlijk niet zelf regelen. Daarvoor heb je een ouder nodig. Jouw vader kan nu wel zorgen dat de dingen die jij nodig hebt ook echt gebeuren. Ik denk dat dat veel rust voor jou geeft. Ook al snap ik ook dat het best heel erg wennen zal zijn om ineens bij je vader te wonen. En dan ook nog met zijn vriendin en je halfzusjes. Dat is allemaal heel nieuw. Daarbij krijgen jullie ook hulp, want dat zal best even lastig zijn.
‘En mijn moeder dan’, denk je nu misschien. Die moet je natuurlijk blijven zien, net als je halfzus en je halfbroertje. Dat is hartstikke belangrijk. Hoe het er precies uit gaat zien, dat gaat [A] nu goed bekijken. Zij zal daarbij natuurlijk ook aan jou vragen wat er voor jou belangrijk is.
Ik heb dus iets anders beslist dan wat je graag wilde. Maar ik heb wel goed geluisterd naar wat je zei. Jij zei dat je graag weer doordeweeks bij je moeder wil zijn en in de weekenden bij je vader. Dat vind je ook het eerlijkst. Ik snap dat echt heel goed. Alleen vind ik het nu niet het belangrijkst dat de verdeling tussen je ouders eerlijk is. Het belangrijkst vind ik wat nu het beste is voor jou. En wat ik nu het beste voor jou vind is dus dat je bij je vader gaat wonen. Misschien begrijp je dat een beetje. En zo niet dan is dat ook helemaal oké.
Ik wens je heel veel succes met de overgang naar je vader.”

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 26 oktober 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader met ingang van 17 april 2025 tot 26 oktober 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2025 door mr. T. Dopheide, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. N.D.J. Esders als griffier, en op schrift gesteld op 18 april 2025.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
2.Artikel 1:265b, eerste lid, BW.