Beoordeling van het geschil
10. In de WW staat dat de werknemer de verplichting heeft om te voorkomen dat hij verwijtbaar werkloos wordt.De werknemer is verwijtbaar werkloos geworden als aan de werkloosheid een dringende redenten grondslag ligt en de werknemer hiervan een verwijt kan worden gemaakt.Als een werknemer de hiervoor genoemde verplichting niet is nagekomen, dan brengt het Uwv blijvend een bedrag op de uitkering in mindering.
Eiseres is verwijtbaar werkloos
11. Eiseres stelt zich primair op het standpunt dat aan de beëindiging van het dienstverband geen arbeidsrechtelijke dringende reden ten grondslag ligt zoals bedoeld in artikel 7:678 van het BW. Dit artikel ziet uitsluitend op het zogenaamde ontslag op staande voet. Omdat in de situatie van eiseres geen sprake is van een ontslag op staande voet kan, gelet op het toetsingskader, volgens eiseres dan ook geen sprake zijn van verwijtbare werkloosheid zoals bedoeld in de WW.
12. De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraakvan de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat voor de vraag of sprake is van verwijtbare werkloosheid, gelet op de tekst en de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 24, tweede lid, aanhef en onder a, van de WW, een materiële beoordeling plaats dient te vinden van de vraag of aan de werkloosheid een dringende reden ten grondslag ligt. Daarbij is artikel 7:678 van het BW de maatstaf en moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Tot de elementen die moeten worden gewogen, behoren naast de aard en ernst van de gedraging(en) van de werknemer, de wijze waarop de werkgever in de specifieke situatie en in de specifieke werkrelatie het verweten gedrag beoordeelt, de in dat verband voor de werknemer kenbare bedoeling van de werkgever, de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, en de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een beëindiging van het dienstverband voor hem zou hebben. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de gedraging(en) tot de conclusie leiden dat beëindiging van de dienstbetrekking gerechtvaardigd is. Indien tot het aannemen van een dringende reden wordt geconcludeerd, zal in het kader van artikel 24, tweede lid, aanhef en onder a, van de WW vervolgens nog moeten worden getoetst of de werknemer van de dringende reden een verwijt kan worden gemaakt.
13. Het Uwv is volgens vaste rechtspraak van de CRvB gehouden zich een eigen oordeel te vormen over de vraag of een aanvrager van een WW-uitkering verwijtbaar werkloos is geworden. Dat brengt mee dat het Uwv gehouden is zelfstandig te onderzoeken of aan de werkloosheid een dringende reden ten grondslag heeft gelegen en of de werknemer ter zake een verwijt kan worden gemaakt. Daarnaast moet het Uwv na vergaring van de nodige kennis over de relevante feiten zijn beslissing deugdelijk motiveren. Uit vaste rechtspraak van de CRvB volgt eveneens dat aan het oordeel van de civiele rechter over het al dan niet bestaan van een dringende reden voor ontslag bijzondere betekenis toe komt, maar dit oordeel bindt het Uwv niet.
14. De beroepsgrond van eiseres dat geen sprake kan zijn van verwijtbare werkloosheid omdat zij niet op staande voet is ontslagen, slaagt niet. De rechtbank overweegt daartoe allereerst dat het begrip dringende reden, zoals bedoeld in artikel 7:678 van het BW meer omvat dan alleen ontslag op staande voet. Bovendien volgt uit de hiervoor beschreven invulling van het toetsingskader door de rechtspraak dat een dringende reden voor het aannemen van verwijtbare werkloosheid wordt gevormd door het bepaalde in artikel 7:678 van het BW, maar daartoe niet is beperkt. Voor de vraag of sprake is van een dringende reden voor beëindiging van het dienstverband moeten ook de omstandigheden van het geval worden betrokken en in onderlinge samenhang worden bezien. Dit brengt met zich dat ook in andere omstandigheden dan bij een ontslag op staande voet, sprake kan zijn van een dringende reden voor beëindiging van het dienstverband en dus van verwijtbare werkloosheid.
15. Eiseres voert verder aan dat het Uwv aan de weigering van de WW-uitkering in zijn primaire besluit een andere weigeringsgrond ten grondslag heeft gelegd. Het Uwv heeft deze grondslag in het bestreden besluit gewijzigd, zonder dat hierover tijdens de hoorzitting is gesproken. Bovendien is in het bestreden besluit onvoldoende door het Uwv gemotiveerd dat sprake is van verwijtbare werkloosheid. Volgens eiseres heeft het Uwv onvoldoende toegelicht welke gedragingen precies leiden tot het bestaan van een dringende reden. Het Uwv heeft voor zijn onderbouwing ten onrechte uitsluitend gewezen op de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 5 oktober 2022 en heeft nagelaten om de persoonlijke omstandigheden van eiseres bij zijn beoordeling te betrekken. Eiseres heeft er in dat kader, kort samengevat, op gewezen dat zij door haar corona-besmetting een periode van ‘mentale verlamming’ heeft ervaren zodat zij geen contact met haar ex-werkgever kon opnemen. Bovendien is na terugkeer in Nederland ook door de huisarts van eiseres vastgelegd dat zij in de periode van september 2021 tot november 2021 klachten ervaarde als gevolg van een burn-out waardoor zij niet in staat was om zelfs de kleinste handelingen te verrichten, zo stelt eiseres.
16. De rechtbank stelt vast dat het Uwv aan zijn bestreden besluit het bestaan van verwijtbare werkloosheid ten grondslag heeft gelegd, terwijl de WW-uitkering in het primaire besluit is geweigerd omdat eiseres niet voldoet aan de zogenaamde ‘wekeneis’. Het Uwv heeft zich tijdens de behandeling ter zitting op het standpunt gesteld dat eiseres naast de verwijtbare werkloosheid ook niet voldoet aan de wekeneis zodat de weigering van de WW-uitkering ook op die grond in stand kan blijven. De rechtbank stelt vast dat het geschil tussen partijen zich heeft toegespitst op de vraag of sprake is van verwijtbare werkloosheid, zodat de rechtbank die grondslag voor de weigering van de WW-uitkering zal beoordelen.
17. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv in het bestreden besluit onvoldoende deugdelijk gemotiveerd dat sprake is van verwijtbare werkloosheid. In het bestreden besluit wordt door het Uwv voor het bestaan van de verwijtbare werkloosheid vrijwel uitsluitend gewezen op de beschikking van de kantonrechter van 12 januari 2022 en de beschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 5 oktober 2022. Zoals volgt uit overwegingen 12. en 13. van deze uitspraak mag het Uwv zich voor zijn oordeel over de dringende reden baseren op uitspraken van de civiele rechter, maar het Uwv moet over het bestaan van de dringende reden wel een eigen afweging maken en zijn beslissing deugdelijk motiveren. Uit het bestreden besluit volgt niet welke relevante feiten het Uwv bij zijn beslissing heeft betrokken, hoe hij deze heeft gewogen en waarom die volgens het Uwv tot het bestaan van een dringende reden leiden. Het bestreden besluit is daarmee onvoldoende deugdelijk gemotiveerd en is daarmee in strijd met het bepaalde in artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
18. De rechtbank ziet echter aanleiding om dit geconstateerde gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv namelijk het geconstateerde motiveringsgebrek in zijn verweerschrift hersteld.
19. In zijn verweerschrift heeft het Uwv deugdelijk gemotiveerd toegelicht welke feiten en omstandigheden hij bij zijn beoordeling heeft betrokken. Vervolgens is inzichtelijk gemaakt hoe het Uwv deze feiten en omstandigheden heeft beoordeeld tegen de achtergrond van de dringende reden voor ontslag. Uit het verweerschrift volgt ook dat de persoonlijke omstandigheden van eiseres bij de beoordeling zijn betrokken. In het verweerschrift overweegt het Uwv onder andere dat sprake was van een kort dienstverband en dat eiseres, gelet op de inhoud van de arbeidsovereenkomst, bekend moet zijn geweest met haar verplichting om tijdens ziekte inlichtingen te verstrekken aan de ex-werkgever. Het Uwv acht het niet aannemelijk dat eiseres geen kennis heeft kunnen nemen van de pogingen van haar ex-werkgever om met haar in contact te komen en dat zij niet zou hebben gemerkt dat de ex-werkgever de betaling van het loon had opgeschort. Het Uwv heeft verder bij zijn beoordeling betrokken dat eiseres geen medische informatie heeft overgelegd waaruit volgt dat zij vanaf augustus 2021 zo ernstig ziek is geweest dat zij geen contact met haar ex-werkgever kon (laten) opnemen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv hiermee alsnog deugdelijk gemotiveerd dat, gelet op alle omstandigheden van het geval, sprake is van verwijtbare werkloosheid. De rechtbank kan deze in het verweerschrift gegeven motivering volgen en overweegt dat er geen aanleiding is om in deze procedure tot een ander oordeel te komen. Eiseres heeft ook in beroep niet met medische stukken aannemelijk gemaakt dat zij vanaf augustus 2021 zo ernstig ziek was dat zij in het geheel niet in staat was om contact op te (laten) nemen met haar ex-werkgever.
20. Eiseres heeft tenslotte nog aangevoerd dat sprake is van verminderde verwijtbaarheid zodat het Uwv slechts de helft van de uitkering in mindering kan brengen over een maximale periode van 26 weken.
21. Deze beroepsgrond van eiseres slaagt niet. Uit rechtspraak van de CRvBvolgt dat de bepaling over verwijtbare werkloosheid uit artikel 27, eerste lid, van de WW van dwingendrechtelijke aard is en dat daar niet vanaf geweken kan worden als niet kan worden vastgesteld dat sprake is van verminderde verwijtbaarheid. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet heeft toegelicht waarom in haar geval sprake is van verminderde verwijtbaarheid. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om van de dwingendrechtelijke bepaling uit artikel 27 van de WW af te wijken.