ECLI:NL:RBMNE:2025:1926

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
UTR 24/5491
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor het vergroten van een woning in Blaricum

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 april 2025 uitspraak gedaan over het beroep van eiser tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Blaricum om een omgevingsvergunning te verlenen voor het vergroten van zijn woning. Eiser, vertegenwoordigd door mr. R.H.M. Sipman, heeft een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning om de achtergevel van zijn woning te vergroten, wat zou leiden tot een uitbreiding van de woon- en zolderkamer en de realisatie van een extra slaapkamer op de eerste verdieping. Het college heeft echter de vergunning geweigerd, omdat het bouwplan in strijd zou zijn met de bouwregels van het bestemmingsplan en er sprake zou zijn van een privaatrechtelijke belemmering door de rietkraag die de perceelsgrens van derde-partijen overschrijdt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen belanghebbende is, omdat het bouwplan niet kan worden verwezenlijkt zonder toestemming van de derde-partijen. Hierdoor heeft de rechtbank het verzoek van eiser ten onrechte als een aanvraag om een omgevingsvergunning in behandeling genomen. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen, waarbij zij heeft bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die zijn vastgesteld op €1.814,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5491
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 april 2025 op het beroep in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R.H.M. Sipman),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Blaricum(het college), verweerder
(gemachtigde: S. Paffen).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel: [derde belanghebbenden] uit [plaats] .
(gemachtigde: mr. H.R. ten Broeke).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de weigering van het college om aan eiser een omgevingsvergunning te verlenen voor het vergroten van zijn woning op het perceel [adres] in [plaats] . De woning van eiser vormt samen met de woning van derde-partijen een twee-onder-een-kapwoning. Eiser is het niet eens met het besluit van het college. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak niet aan een bespreking van de beroepsgronden van eiser toe, omdat het college het verzoek van eiser om aan hem een omgevingsvergunning te verlenen ten onrechte als aanvraag in behandeling heeft genomen. Het beroep is om die reden gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. De beoordeling door de rechtbank volgt onder 3. Aan het einde staan de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. Eiser heeft verzocht om een omgevingsvergunning voor het vergroten van zijn woning, waarbij de achtergevel van zijn woning naar achteren wordt getrokken. Daardoor worden de bestaande woon- en zolderkamer vergroot en kan er op de eerste verdieping een extra slaapkamer worden gerealiseerd. De rieten kapconstructie wijzigt als gevolg van het bouwplan.
2.1.
Met het besluit van 21 april 2023 (het primaire besluit) heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning verleend. Derde-partijen hebben daartegen bezwaar gemaakt. Met het besluit op bezwaar van 9 juli 2024 (het bestreden besluit) heeft het college het primaire besluit herroepen en de omgevingsvergunning alsnog geweigerd.
2.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en heeft de beroepsgronden op 17 september 2024 aangevuld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Derde-partijen hebben ook schriftelijk gereageerd op 1 november 2024 en 19 en 21 februari 2025.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2025 op een zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van het college, derde-partijen en de gemachtigde van derde-partijen.

Beoordeling door de rechtbank

Overgangsrecht
3. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Wet- en regelgeving en bestreden besluit
3.1.
Het perceel van eiser valt onder het bestemmingsplan ‘Blaricummermeent Deelplan Woongebied D’ (het bestemmingsplan). Het perceel heeft de enkelbestemming ‘Woongebied’.
3.2.
Het college heeft aan het bestreden besluit twee weigeringsredenen ten grondslag gelegd. Het bouwplan is volgens het college in strijd met de bouwregels voor bijbehorende bouwwerken in het bestemmingsplan. De bouwhoogte wordt met ruim 5 meter overschreden. [1] In aanvulling hierop heeft het college in het verweerschrift gemotiveerd dat ook de maximale goothoogte wordt overschreden. [2] Daarnaast is er volgens het college sprake van een evident privaatrechtelijke belemmering, omdat de rietkraag de perceelsgrens van derde-partijen overschrijdt.
Standpunten eiser
3.3.
Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser voert aan dat het bouwplan alleen getoetst moet worden aan de bouwregels in het bestemmingsplan voor hoofdgebouwen en niet die van bijbehorende bouwwerken. Het bouwplan voldoet aan de bouwregels voor hoofdgebouwen en kan daarom niet geweigerd worden. Eiser betwist niet dat sprake is van een evident privaatrechtelijke belemmering, maar voert aan dat die belemmering geen reden is om de omgevingsvergunning te weigeren. Het bouwplan kan volgens eiser met een ondergeschikte wijziging worden aangepast. Die wijziging bestaat uit een verschuiving van het bouwplan met enkele centimeters. Het college heeft volgens eiser nagelaten om aan eiser te vragen om het bouwplan op dit specifieke punt aan te passen.
Voorvraag: is eiser belanghebbende?
3.4.
Alleen als een belanghebbende een bestuursorgaan verzoekt om een besluit te nemen, is dat verzoek een aanvraag waarop het college moet beslissen. [3] Als de verzoeker geen belanghebbende is, dan is zijn verzoek dus geen aanvraag. De rechtbank beoordeelt ambtshalve of eiser belanghebbende is.
3.5.
Volgens vaste rechtspraak is een verzoeker om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk in beginsel belanghebbende bij een beslissing op de door hem ingediende aanvraag. Dit kan anders zijn als het bouwplan niet kan worden verwezenlijkt. [4] Het bouwplan kan niet worden verwezenlijkt als de aanvraag betrekking heeft op gronden die eigendom van een ander zijn of waarop een ander zakelijke rechten heeft. De aanvrager is geen belanghebbende als aannemelijk is gemaakt dat de voorgenomen activiteit niet kan worden uitgevoerd, omdat de rechthebbende daarvoor geen toestemming wil geven en er geen mogelijkheid bestaat om de activiteit uit te voeren tegen de wens van de rechthebbende in, bijvoorbeeld via onteigening of het opleggen van een gedoogplicht. [5]
3.6.
Het college dient te beslissen op een aanvraag zoals deze is ingediend. Tussen partijen staat niet ter discussie dat het bouwplan, als gevolg van het overhangen van de rietkraag, tot een overbouwsituatie van ongeveer 30 centimeter op het perceel van derde-partijen leidt. Dit gedeelte van het bouwplan is zowel functioneel, als constructief niet te onderscheiden van de rest van het bouwplan. Derde-partijen verlenen geen toestemming aan eiser om op hun grond te bouwen, en ook bestaat er ook geen mogelijkheid om het bouwplan op andere wijze, zoals bijvoorbeeld via onteigening of het opleggen van een gedoogplicht of met vervangende toestemming tegen de wens van derde-partijen uit te voeren. Eiser kan het bouwplan dus niet verwezenlijken.
3.7.
Gelet op het voorgaande kan het verzoek van eiser niet worden aangemerkt als een verzoek van een belanghebbende en daarom niet als een aanvraag om een besluit te nemen in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het college heeft het verzoek van eiser ten onrechte als aanvraag om omgevingsvergunning in behandeling genomen en hierop een besluit genomen.
3.8.
Omdat geen sprake is van een aanvraag om een besluit te nemen, behoeven de beroepsgronden van eiser die zijn gericht tegen het bestreden besluit geen bespreking.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is gegrond omdat het college het verzoek van eiser ten onrechte als aanvraag om een omgevingsvergunning in behandeling heeft genomen. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
4.1.
De rechtbank ziet aanleiding om ter finale afdoening van het geschil zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit nu er geen andere beslissing mogelijk is. [6]
4.2.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank stelt de proceskosten van eiser die het college moet betalen vast op €1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het deelnemen aan de zitting, met een waarde per punt van
€ 907,-). Verder zijn er geen kosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 9 juli 2024;
- herroept het besluit van 21 april 2023;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 187,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. S.N. van Ooijen, griffier. Deze uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 18 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 5.2.3, sub c, van de planregels.
2.Artikel 5.2.3, sub b, van de planregels.
3.Artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 26 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2002, rechtsoverweging 2.1.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 25 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3817, rechtsoverweging 4.1.
6.Met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb.