ECLI:NL:RBMNE:2025:1941

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
UTR 22/5983
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan machtiging

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. D.A.N. Bartels, beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht. Het beroep is ingediend op 30 december 2022, tegen de uitspraak van 16 december 2022. De zitting vond plaats op 27 januari 2024 via MSTeams, waar zowel Bartels als de gemachtigde van de heffingsambtenaar aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat bij het beroepschrift geen machtiging was gevoegd, wat in strijd is met artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht. Bartels is meerdere keren in de gelegenheid gesteld om een toereikende machtiging in te dienen, maar de ingediende machtiging bleek niet correct. Op 27 januari 2025 heeft Bartels een volmacht ingediend, maar deze was te laat en bovendien was de volmachtgever niet bevoegd om Bartels te machtigen.

De rechtbank concludeert dat er geen toereikende machtiging is overgelegd, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. Daarnaast heeft Bartels verzocht om schadevergoeding wegens een onredelijk lange procedure, maar dit verzoek wordt afgewezen omdat niet kan worden vastgesteld dat eiseres daadwerkelijk een procedure wilde starten. De rechtbank wijst ook de vergoeding van proceskosten af, omdat er geen sprake is van een ontvankelijk beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
Zaaknummers: UTR 22/5983

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2025 in de zaak tussen

mr. D.A.N. Bartels veronderstellenderwijs handelend namens, [eiseres]te [vestigingsplaats] , eiseres,
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht,verweerder
(gemachtigde: mr. K.L. Vos).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend op 30 december 2022 tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 16 december 2022.
De zitting heeft middels een MSTeams verbinding plaatsgevonden op 27 januari 2024. Bartels en de gemachtigde van de heffingsambtenaar zijn verschenen.

Overwegingen

1. Het beroep is veronderstellenderwijs door Bartels ingesteld namens [eiseres] Bij het beroepschrift is geen machtiging meegestuurd. In artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht staat dat een beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als het beroep niet voldoet aan de wettelijke vereisten. Voordat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard moet de indiener van het beroep wel in de gelegenheid zijn gesteld om het verzuim te herstellen.
2. De rechtbank heeft Bartels bij brieven van 3 januari 2023, 21 februari 2023, 27 september 2023 en 23 november 2023, in de gelegenheid gesteld om uiterlijk binnen vier weken een toereikende machtiging in te dienen waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om namens eiseres beroep in te stellen en in beroep op te treden. In deze brief staat dat als Bartels niet (tijdig) aan dit verzoek voldoet of uitstel vraagt, de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren. Bij brief van 20 december 2023 heeft Bartels hierop gereageerd en heeft een machtiging van [A] ingediend. De machtiging is niet juist, want [A] komt niet voor in de KvK stukken.
3. De rechtbank kan aan de hand van de overgelegde machtiging niet vaststellen dat Bartels bevoegd is om namens [eiseres] beroep in te stellen. Ter zitting heeft Bartels naar voren gebracht dat hij een beroep heeft ingediend namens [onderneming] B.V. en niet namens [eiseres] Vervolgens heeft Bartels aangegeven dat hij op 27 januari 2025 een volmacht van [B] heeft ingediend bij de rechtbank.
4. De rechtbank merkt op dat in het beroepschrift staat dat het beroep is ingesteld namens [eiseres] De machtiging van 27 januari 2025 is ruimschoots buiten het termijn ingediend. De rechtbank is van oordeel dat mr. Bartels genoeg tijd heeft gehad om binnen het gestelde termijn het verzuim te herstellen. Daarnaast is [B] ook niet bevoegd om Bartels te machtigen namens [eiseres] Dat betekent dat er in deze beroepsprocedure geen toereikende machtiging is overgelegd, terwijl Bartels wel in de gelegenheid is gesteld om dat verzuim te herstellen. De rechtbank komt dus niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
5. Het beroep is niet-ontvankelijk.
De overschrijding van de redelijke termijn
6. Bartels heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade, omdat de procedure over de belastingaanslag onredelijk lang heeft geduurd. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen dat [eiseres] beroep wenste in te stellen en een procedure wilde starten. Om die reden kan ook niet worden vastgesteld dat [eiseres] immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding daarom af.
7. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van S. Ayyildiz, griffier. De beslissing is uitgesproken op 21 februari 2025
.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.