ECLI:NL:RBMNE:2025:1945

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
UTR 23/5146, UTR 23/5202 en UTR 23/5203
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens niet tijdig betalen van griffierecht

In deze zaak heeft eiseres, een B.V. gevestigd in [vestigingsplaats], beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht. Het beroep is ingediend op 23 oktober 2023, tegen een besluit van 13 oktober 2023. De zitting vond plaats op 27 januari 2025 via MS-Teams, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres het griffierecht van € 365,- niet tijdig heeft betaald, wat volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) leidt tot niet-ontvankelijkheid van het beroep. Eiseres heeft een beroep op betalingsonmacht gedaan, maar de rechtbank oordeelt dat er onvoldoende onderbouwing is voor deze claim. De gemachtigde van eiseres heeft tijdens de zitting aangegeven dat er onduidelijkheid was over de nota, maar de rechtbank vindt dit geen reden om het griffierecht niet te betalen. De rechtbank heeft eiseres in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen, maar eiseres is in verzuim geweest. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk verklaard, en het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn is afgewezen, omdat de redelijke termijn niet is overschreden. De uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink op 21 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 23/5146, UTR 23/5202 en UTR 23/5203

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., te [vestigingsplaats] , eiseres,

(gemachtigde: D.A.N. Bartels),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht,verweerder
(gemachtigde: mr. K.L. Vos).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres op 23 oktober 2023 heeft ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 13 oktober 2023.
De zitting heeft met een MS-Teams verbinding plaatsgevonden op 27 januari 2025.
De gemachtigden van beide partijen zijn verschenen.

Overwegingen

1. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) griffierecht betalen. De griffier stelt op grond van artikel 8:41, vierde en vijfde lid, van de Awb een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald, verklaart de rechtbank op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als eiseres een geldige reden heeft waarom zij het griffierecht niet (op tijd) heeft betaald. Het gaat dan om omstandigheden waar eiseres niets aan kan doen.
2. Beoordeeld moet worden of aan het niet (op tijd en/of volledig) betalen van het griffierecht omstandigheden ten grondslag hebben gelegen op grond waarvan moet worden geoordeeld dat eiseres ter zake niet in verzuim is geweest.
3. Bij brief van 16 april 2024 is door de gemachtigde een beroep op betalingsonmacht gedaan en verzocht om uitstel van het betalen van griffierecht. Aangezien de gemachtigde namens eiseres beroep heeft ingesteld, is de financiële positie van eiseres van belang. Een onderbouwing daarvan is achterwege gebleven.
4. De gemachtigde van eiseres heeft tijdens de zitting naar voren gebracht, dat hij de nota heeft ontvangen en heeft doorgestuurd naar zijn client. Zijn client heeft aangegeven dat de omschrijving van de nota niet klopt, omdat niet alle objecten erin stonden.
5. De rechtbank ziet hierin geen reden om het griffierecht niet te betalen. Bij brief van 24 oktober 2023 heeft de rechtbank de ontvangst bevestigd van het beroepschrift. In die brief is de naam van verweerder vermeld, alsmede is verwezen naar het bestreden besluit van 13 oktober 2023. In deze brief heeft de rechtbank vermeld “ons kenmerk: zaaknummer UTR 23/5146” en “uw kenmerk: [adres] [plaats] ”. In de griffierechtnota van 27 oktober 2023 heeft de rechtbank opnieuw het zaaknummer UTR 23/5146 en de namen van eiseres en verweerder vermeld. Ook heeft de rechtbank vermeld: “Uw kenmerk: [adres] [plaats] ”. Op basis van dit alles is de rechtbank van oordeel dat afdoende duidelijk is op welk beroep de griffierechtnota betrekking heeft. Daarbij is het niet relevant dat de griffierechtnota een incomplete vermelding van alle adressen van de betreffende onroerende zaken heeft. Er is immers geen rechtsregel die voorschrijft dat dergelijke correspondentie een (volledige) vermelding van deze gegevens moet bevatten.
6. Ter attentie van de gemachtigde van eiseres heeft de rechtbank bij aangetekende brief van 3 april 2024 eiseres in de gelegenheid gesteld het griffierecht van € 365,- te betalen binnen vier weken na de dagtekening van die brief. Uit de Track & Tracé van PostNL is op te maken dat deze brief op 5 april 2024 om 09:28 uur voor ontvangst is afgetekend.
De gemachtigde van eiseres heeft gesteld dat hij deze brief desondanks niet heeft ontvangen.
7. De rechtbank acht deze toelichting van de gemachtigde van eiseres niet aannemelijk. De rechtbank gaat er daarbij niet aan voorbij dat het haar ambtshalve bekend is dat het geregeld voorkomt dat aangetekende brieven die de rechtbank aan de gemachtigde van eiseres heeft geadresseerd, naar zijn stelling niet door hem in ontvangst zijn genomen. Hoewel bekend is dat de bezorging door PostNL van aangetekende brieven in het algemeen niet altijd vlekkeloos verloopt, acht de rechtbank het wel zeer opmerkelijk dat dit in het geval van de gemachtigde van eiseres dermate geregeld gebeurt. Tevens is het opmerkelijk dat de gemachtigde hierover nimmer om opheldering heeft verzocht bij het servicepunt van PostNL. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de gemachtigde van eiseres dan ook geen voor de hand liggende verklaring gegeven voor het feit dat de brief van 3 april 2024 kennelijk wel door iemand voor ontvangst is ondertekend, maar dat deze brief vervolgens niet in zijn bezit zou zijn gekomen.
8. De rechtbank komt tot het oordeel dat eiseres in verzuim is geweest wat betreft de betaling van het griffierecht. Gelet daarom is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat het beroep niet inhoudelijk wordt behandeld.
Overschrijding redelijke termijn
9. De gemachtigde van eiseres heeft namens haar verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Een vergoeding van immateriële schade wordt op verzoek toegekend als een procedure over een belastingaanslag onredelijk lang heeft geduurd. Daarbij geldt als uitgangspunt dat een periode van twee jaar voor de bezwaar- en beroepsfase gezamenlijk als redelijk wordt beschouwd. De termijn hiervoor vangt aan op het moment waarop verweerder het bezwaarschrift ontvangt.
10. Het bezwaarschrift is door verweerder ontvangen op 28 maart 2023. Dit leidt tot de conclusie dat de redelijke termijn in dit geval niet is overschreden en dat het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.
11. Het beroep is niet-ontvankelijk en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van S. Ayyildiz, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.