ECLI:NL:RBMNE:2025:1967

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
UTR 25/1192
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de bestuursrechter in geschil met zorgverzekeraar

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 14 april 2025, wordt het beroep van eiseres tegen een brief van Zorg en Zekerheid behandeld. De brief, gedateerd 9 december 2021, betreft een beslissing op een klacht van eiseres. De rechtbank oordeelt dat zij onbevoegd is om van het beroep kennis te nemen, omdat de brief van Zorg en Zekerheid niet kan worden aangemerkt als een besluit van een bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Volgens artikel 1:1, eerste lid, van de Awb is een bestuursorgaan een orgaan van een rechtspersoon dat krachtens publiekrecht is ingesteld. Zorg en Zekerheid, als zorgverzekeraar, valt hier niet onder. De rechtbank wijst erop dat eiseres in de brief al is geïnformeerd over de mogelijkheid om zich te wenden tot de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen als zij het niet eens is met de beslissing. Dit is niet de eerste keer dat eiseres een beroep instelt tegen een beslissing van Zorg en Zekerheid; eerder heeft de rechtbank zich ook al onbevoegd verklaard in een vergelijkbare zaak. De rechtbank besluit dan ook om zich onbevoegd te verklaren en wijst de zaak af zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Awb.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/1192

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en
de Onderlinge Waarborgmaatschappij Zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid, hierna: Zorg en Zekerheid

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen de brief van Zorg en Zekerheid van 9 december 2021. In deze brief heeft Zorg en Zekerheid een beslissing genomen op de klacht van eiseres.
2. Omdat de rechtbank kennelijk onbevoegd is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank oordeelt dat de brief van 9 december 2021 van Zorg en Zekerheid geen besluit is waar eiseres beroep tegen kan instellen bij de bestuursrechter. Volgens de wet kan er beroep ingesteld worden tegen een besluit van een bestuursorgaan. Een bestuursorgaan is een orgaan van een rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld, of een persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed. [1] Dit betekent dat een bestuursorgaan een door de wet ingesteld orgaan van een rechtspersoon is, die een overheidstaak is opgedragen.
4. In dit geval is de brief waartegen eiseres beroep instelt afkomstig van Zorg en Zekerheid. Dit is geen bestuursorgaan volgens artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. Omdat tegen een brief van een zorgverzekeraar geen beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter, verklaart de bestuursrechter zich onbevoegd van het beroep kennis te nemen. In de brief van 9 december 2021 is ook al vermeld dat als eiseres het niet eens is met de brief zij zich kan wenden tot de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (t.a.v. de Ombudsman Zorgverzekeringen).
5. Tot slot wijst de rechtbank er nog op dat eiseres al eerder beroep heeft ingesteld tegen een beslissing van Zorg en Zekerheid over een klacht. De rechtbank heeft zich toen ook al onbevoegd verklaard en uitgelegd waarom ter zake geen beroep openstaat bij de bestuursrechter. [2]

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.R. Hoogenberk, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 14 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie artikel 1:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie de uitspraak van 21 juli 2023 over dit beroep met zaaknummer UTR 23/2128.