In deze zaak heeft eiseres, een Belgische, beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 19 december 2023 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank had eerder, op 4 juli 2024, een beroep van eiseres gegrond verklaard en verweerder opgedragen om uiterlijk 3 september 2024 een besluit op bezwaar te nemen. Op 20 februari 2025 heeft verweerder een verweerschrift ingediend, maar geen van de partijen heeft verzocht om een zitting. De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten.
De rechtbank constateert dat de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken en dat verweerder tot op heden geen beslissing heeft genomen. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard. De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen, maar in dit geval is er sprake van een bijzonder geval waarin de wettelijke beslistermijn te kort is. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat een nadere beslistermijn van twintig weken realistisch is, gezien de gemiddelde doorlooptijd van de bezwaarprocedure.
Daarnaast heeft de rechtbank een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft ook om proceskostenvergoeding gevraagd, welke door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder de proceskosten van € 453,50 en het betaalde griffierecht van € 53,- aan eiseres moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. P.J. Blok en is openbaar uitgesproken op 28 maart 2025.