In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen, omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar aanvraag van 29 november 2023 voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade. De rechtbank heeft op 24 januari 2025 een verweerschrift ontvangen van de Dienst Toeslagen. Partijen zijn gevraagd of zij gehoord willen worden op een zitting, maar geen van beide partijen heeft gebruik gemaakt van dit recht, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.
De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat de beslistermijn in deze zaak is overschreden. Eiseres heeft verweerder op 18 december 2024 in gebreke gesteld, en heeft meer dan twee weken later, op 15 januari 2025, beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen. De rechtbank bepaalt dat verweerder dit alsnog moet doen binnen een termijn van zes weken na verzending van de uitspraak.
De rechtbank legt een dwangsom op van € 50,- per dag voor iedere dag dat verweerder de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet verweerder de proceskosten van eiseres vergoeden, die zijn vastgesteld op € 453,50, en het betaalde griffierecht van € 53,-. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer en is openbaar uitgesproken op 24 maart 2025.