In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag van 6 april 2021 voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Eiser heeft op 24 maart 2025 een verweerschrift ontvangen van de Dienst Toeslagen, maar beide partijen hebben aangegeven geen gebruik te willen maken van hun recht om gehoord te worden op een zitting. De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten. De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat de beslistermijn in deze zaak is overschreden. Eiser heeft de Dienst Toeslagen op 8 april 2022 in gebreke gesteld, en heeft pas op 10 maart 2025 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en dat de Dienst Toeslagen alsnog een besluit moet nemen. De rechtbank stelt een termijn van twee weken na verzending van de uitspraak voor het nemen van een besluit, met inachtneming van de eerder vastgestelde termijnen in vergelijkbare zaken. Tevens wordt een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat de Dienst Toeslagen de termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het betaalde griffierecht van € 53,- moet ook worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich en is openbaar uitgesproken op 17 april 2025.