ECLI:NL:RBMNE:2025:2018

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
24/4583
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar door de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar op 13 februari 2024 een besluit heeft genomen waartegen eiser op 14 maart 2024 bezwaar heeft gemaakt. De heffingsambtenaar had binnen twaalf weken, dus uiterlijk op 7 mei 2024, op het bezwaar moeten beslissen, maar dit is niet gebeurd. Eiser heeft de heffingsambtenaar op 8 mei 2024 in gebreke gesteld en heeft vervolgens op 5 juli 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat de heffingsambtenaar niet tijdig heeft beslist. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Daarnaast is de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat de heffingsambtenaar in gebreke is gebleven voor 42 dagen.

Verder heeft de rechtbank de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van wettelijke rente over de dwangsom en de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink op 21 februari 2025 en is openbaar uitgesproken. Eiser heeft het recht om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4583

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum, verweerder,

(gemachtigde: A.H. Geytenbeek).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaar.
Verweerder heeft – ondanks meerdere verzoeken – geen verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Het besluit waartegen bezwaar is ingesteld, is van 13 februari 2024. Eiser heeft op 14 maart 2024 zijn bezwaarschrift ingediend bij verweerder. Uit artikel 7:10, eerste lid, van de Awb volgt dat een bestuursorgaan binnen twaalf weken na het besluit een beslissing op het bezwaar bekend moet maken. Uit de gedingstukken volgt niet dat verweerder gebruik wilde maken van de mogelijkheid om de termijn te verlengen door middel van het inschakelen van een adviescommissie dan wel door middel van verdaging. Dat betekent dat verweerder uiterlijk op 7 mei 2024 een besluit op bezwaar bekend had moeten maken. De rechtbank stelt vast dat verweerder op deze datum niet heeft beslist op het bezwaar. Verweerder is op 8 mei 2024 in gebreke gesteld. Eiser heeft meer dan twee weken daarna, te weten bij brief van 5 juli 2024, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek.
4. Het beroep is gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
Verweerder moet alsnog een besluit nemen
6. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb).
7. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
Bestuurlijke dwangsom
8. Uit het voorgaande volgt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op het bezwaar van eiser. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, eerste lid, van de Awb).
9. De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom vast op het maximale bedrag van € 1.442,-, omdat er inmiddels al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is.
Wettelijke rente
12. Eiser heeft gevraagd om wettelijke rente.
13. De rechtbank wijst dit toe. De bestuurlijke dwangsom ving aan op 23 mei 2024, zijnde twee weken na datum van de ingebrekestelling, en liep af op 4 juli 2024. Verweerder had de dwangsom uiterlijk op 18 juli 2024 moeten vaststellen en uiterlijk op 15 augustus 2024 aan eiser moeten betalen. Omdat verweerder dit niet heeft gedaan, is hij in verzuim en moet hij vanaf 16 augustus 2024 tot de datum waarop alles is betaald wettelijke rente aan eiser betalen.
Proceskosten en griffierecht
10. De rechtbank stelt tevens vast dat eiser een vergoeding krijgt voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 453,50.
11. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- veroordeelt verweerder om de wettelijke rente over dit bedrag aan eiser te betalen, vanaf 16 augustus 2024 tot de dag waarop het gehele bedrag is betaald;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiser heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 453,50 aan proceskosten;
- bepaalt dat verweerder over het griffierecht en de proceskosten wettelijke rente is verschuldigd, vanaf het moment dat vier weken zijn verstreken na de dag van verzending van deze uitspraak tot aan de dag van algehele voldoening.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van
A.C. van de Biesebos, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
21 februari 2025.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.