ECLI:NL:RBMNE:2025:2032

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
C/16/588802 / FO RK 25-170 en C/16/590855 FO RK 25-348
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige zorgregeling en raadsonderzoek in familierechtelijke procedure met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 april 2025 een beschikking gegeven in een familierechtelijke procedure met betrekking tot de zorgregeling voor de minderjarigen [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De procedure is gestart naar aanleiding van een aanvraag van [minderjarige 1] via de informele rechtsingang, waarbij de wens is geuit om de zorgregeling met zijn moeder te wijzigen. De ouders, [de vader] en [de moeder], hebben samen het gezag over de kinderen en hebben in het verleden een co-ouderschapsregeling afgesproken. De vader heeft echter verzocht om de zorgregeling te beëindigen, terwijl de moeder een uitbreiding van de zorgregeling wenst. De rechtbank heeft besloten om een voorlopige zorgregeling vast te stellen en een raadsonderzoek te gelasten om te onderzoeken wat in het belang van de kinderen is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige 1] voorlopig zal zijn, met extra contactmomenten om de band tussen hen te verbeteren. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders zijn verzocht om hulp te zoeken voor opvoedondersteuning en om hun samenwerking te verbeteren. De Raad voor de Kinderbescherming zal een onderzoek uitvoeren en de rechtbank verwacht het rapport voor 31 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummers: C/16/588802 / FO RK 25-170 en C/16/590855 FO RK 25-348
Datum beschikking: 11 april 2025
In de procedure met zaak- en rekestnummer C/16/588802 / FO RK 25-170, naar aanleiding van de aanvraag via de informele rechtsingang als bedoeld in artikel 1:251a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) van:
[minderjarige 1], hierna: [minderjarige 1] ,
wonende in [woonplaats 1] .
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[de vader], hierna: de vader,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat mr. V.A.P.B. Lingg,
en
[de moeder], hierna: de moeder
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. R. Vermeer.
En in de procedure met zaak- en rekestnummer C/16/590855 FO RK 25-348 op verzoek van over de wijziging van de zorgregeling en de vervangende toestemmingen:
[de vader], hierna: de vader,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat mr. V.A.P.B. Lingg,
tegen
[de moeder], hierna: de moeder
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. R. Vermeer,
over de kinderen:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2012 in [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige 1] ;
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2014 in [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige 2] ;
  • [minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2018 in [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige 3] .

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft op 7 februari 2025 een brief ontvangen die [minderjarige 1] met behulp van de Kinder- en Jongerenrechtswinkel heeft gestuurd.
1.2.
Op 21 februari 2025 heeft [minderjarige 1] in een gesprek met de kinderrechter van deze rechtbank gesproken over de brief.
1.3.
Bij brief van 25 februari 2025 heeft de rechtbank de ouders ingelicht over het gesprek met [minderjarige 1] en hen uitgenodigd voor een zitting om te vertellen wat hun mening is over de wensen van [minderjarige 1] . Ook de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) is voor de zitting uitgenodigd.
1.4.
Daarna heeft de rechtbank de volgende stukken ontvangen:
  • het verweerschrift van de vader van 20 maart 2025 met bijlagen, met daarin een aantal zelfstandige verzoeken;
  • het verweerschrift van de moeder van 25 maart 2025 met bijlagen;
  • het bericht van de moeder van 28 maart 2025 met bijlage.
1.5.
Op 31 maart 2025 heeft de rechtbank de zaak met gesloten deuren mondeling behandeld. Bij de zitting zijn verschenen: de ouders met hun advocaten en [A] namens de Raad.
1.6.
Tijdens de zitting is alleen de wens van [minderjarige 1] besproken. De zelfstandige verzoeken die de vader heeft gedaan worden op een later moment behandeld, gelet op de te korte zittingstijd en de goede procesorde. De moeder heeft op de zitting kenbaar gemaakt dat zij nog verweer zal voeren tegen de verzoeken van de vader. Omdat de rechtbank een raadsonderzoek zal gelasten, zullen alle verzoeken tegelijkertijd worden behandeld op een nader te bepalen zitting nadat het raadsrapport gereed is.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De ouders hebben een relatie met elkaar gehad tot 2020.
2.2.
De vader en de moeder zijn de ouders van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . De kinderen staan ingeschreven op het adres van de moeder, maar verblijven alle drie feitelijk bij de vader.
2.3.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over hen nemen.
2.4.
De ouders hebben in het ouderschapsplan van 13 september 2020 een co-ouderschapsregeling afgesproken. Naderhand hebben zij deze regeling in onderling overleg gewijzigd. Sinds januari 2024 zijn de kinderen om het weekend bij de moeder van vrijdag tot en met zondag. De rest van de tijd zijn de kinderen bij de vader.
2.5.
[minderjarige 1] heeft de kinderrechter gevraagd om de zorgregeling met zijn moeder te wijzigen, in die zin dat hij niet meer structureel naar zijn moeder toe wil gaan.
2.6.
De vader heeft een aantal zelfstandige verzoeken gedaan:
  • ten aanzien van het contact tussen [minderjarige 1] en de moeder: primair beëindiging van de zorgregeling, subsidiair wijziging van de zorgregeling;
  • ten aanzien van het contact tussen [minderjarige 2] en [minderjarige 3] en de moeder: de zorgregeling wijzigen, in die zin dat er op de derde zondag van januari, april, juli en oktober van 16.00 uur tot 19.00 uur begeleid contact door een derde is bij de vrouw thuis en om de week op woensdag na het avondeten telefonisch contact;
  • vervangende toestemming aan de vader om de kinderen in te schrijven op zijn huidige woonadres en bij een huisarts in [woonplaats 2] ;
  • vervangende toestemming aan de vader om met de kinderen te verhuizen naar de regio van tien kilometer rondom de gemeente [gemeente] in de zomervakantie van 2026, en om de kinderen in die regio in te schrijven bij een nieuwe school.
2.7.
De moeder is het niet eens met de wens van [minderjarige 1] . De moeder heeft nog geen verweer gevoerd tegen de zelfstandige verzoeken van de vader, maar heeft wel kenbaar gemaakt dat zij het daar niet mee eens is.

3.De beoordeling

Raadsonderzoek
3.1.
De rechtbank zal een voorlopige zorgregeling vaststellen tussen de moeder en [minderjarige 1] . Verder zal de rechtbank nu nog geen definitieve beslissing over de zorgregeling en de vervangende toestemmingen nemen, maar de beslissing nog zes maanden uitstellen.
3.2.
De reden daarvoor is dat voor de rechtbank nog onvoldoende duidelijk is welke beslissing in het belang van [minderjarige 1] , [minderjarige 3] en [minderjarige 2] . De ouders hebben een heel andere mening als het gaat over de vraag welke zorgregeling het meest in het belang van de kinderen is. De vader vraagt de zorgregeling met [minderjarige 1] te beëindigen en voor [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te bepalen dat er slechts vier keer per jaar begeleid contact zal zijn met de moeder. De moeder heeft aangegeven dat zij juist van plan was om een uitbreiding van de zorgregeling te verzoeken.
3.3.
De ouders en de kinderen hebben een onrustige periode achter de rug. De moeder heeft enkele jaren geleden mentale problemen gekregen en is opgenomen geweest. Om die reden is de co-ouderschapsregeling begin 2024 omgezet naar een regeling waarbij de kinderen eens in de twee weken een weekend bij de moeder zijn. De moeder heeft verteld dat zij vrijwillig opgenomen is geweest en dat zij nu al een lange tijd intensieve therapie volgt. Het gaat nu beter met de moeder en zij wil graag weer meer tijd doorbrengen met de kinderen. Zij heeft het gevoel dat zij door de vader wordt buitengesloten. De vader maakt zich zorgen over het gebrek aan aandacht dat de kinderen in het weekend bij de moeder thuis krijgen. De kinderen hebben in de weekenden dat zij bij hun moeder verblijven een aanzienlijk hogere schermtijd dan normaal. De communicatie tussen de ouders is niet goed. Hierdoor worden de signalen die zij oppikken van de kinderen niet met de andere ouder besproken en gecheckt. Het kan zo zijn dat de kinderen bij de ene ouder iets vertellen waarvan ze denken dat die ouder dat wil horen, en bij de andere ouder iets anders. Daar komt bij dat de vader volgend jaar in de zomervakantie wil verhuizen naar de regio [gemeente] . Het is niet duidelijk of dit in het belang van de kinderen is en zo ja, welke zorgregeling in dat geval het meest passend is.
3.4.
De rechtbank vraagt de Raad daarom om te onderzoeken:
  • welke zorgregeling in het belang van [minderjarige 1] , [minderjarige 3] en [minderjarige 2] is (voor alle drie de kinderen afzonderlijk);
  • in hoeverre is een verhuizing van de kinderen met de vader naar de regio [gemeente] in het belang van de kinderen, en welke zorgregeling met de moeder in het geval van een verhuizing het meest in het belang van de kinderen is.
3.5.
Vóór
31 oktober 2025wil de rechtbank graag het advies van de Raad ontvangen. Na ontvangst van het Raadsrapport zal de rechtbank de advocaten van partijen in de gelegenheid stellen om schriftelijk te reageren op de inhoud van dat rapport.
Voorlopige zorgregeling
3.6.
In de tussentijd blijft de zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige 3] en [minderjarige 2] zoals deze nu is. De rechtbank ziet op dit moment geen aanleiding om daar iets in te wijzigen.
3.7.
De ouders hebben op de zitting afspraken gemaakt over een uitbreiding van het contact tussen de moeder en [minderjarige 1] . Uit het kindgesprek met [minderjarige 1] kwam naar voren dat hij de situatie bij de moeder chaotisch en druk vindt. De moeder woont relatief klein, waardoor [minderjarige 1] geen eigen kamer heeft. Gelet op zijn leeftijd heeft hij hier steeds meer behoefte aan. Op de zitting is besproken dat het erop lijkt dat [minderjarige 1] ook een stukje ‘exclusieve’ aandacht mist van de moeder. [minderjarige 1] heeft de indruk dat zijn zusjes voorgetrokken worden door de moeder en dat hij er minder toe doet. Daarom hebben de ouders afgesproken dat er op de woensdag een extra contactmoment zal zijn tussen de moeder en [minderjarige 1] , zodat hij één op één tijd met zijn moeder heeft. De hoop is dat dit het contact tussen de moeder en [minderjarige 1] zal verbeteren. Tijdens de eerste maand na de zitting zal dit contact bestaan uit belcontact om 17.00 uur. Vanaf 30 april 2025 zal [minderjarige 1] eens per twee weken naar de moeder gaan op woensdag van 17.00 tot 20.00 uur om bij haar te eten. In de andere week zal er op 17.00 uur belcontact zijn tussen [minderjarige 1] en de moeder.
3.8.
Verder is op de zitting besproken dat het goed zou zijn als de ouders in de tussentijd hulp gaan zoeken. In de eerste plaats kan gedacht worden aan opvoedondersteuning, om onder andere handvatten te krijgen hoe de ouders beter met een kind in de puberteit kunnen omgaan. Daarnaast is het belangrijk dat er weer hulp komt voor de ouders samen, om zo hun samenwerkingsrelatie en het vertrouwen in elkaar als ouders te versterken. De ouders kunnen zich hiervoor allebei melden bij het buurtteam. De ouders hebben al eerder hulp gehad van het buurtteam. De ouders hebben op de zitting afgesproken dat zij nu met een andere hulpverlener in gesprek zullen gaan dan de vorige keer.
De brief voor [minderjarige 1]
3.9.
Tot slot vindt de rechtbank het belangrijk de ouders te laten weten dat aan [minderjarige 1] tegelijk met de beschikking een brief is gestuurd, waarin de beslissing is uitgelegd. In die brief is het volgende opgenomen:
3.10. “
“Op 21 februari 2025 hebben wij elkaar gesproken omdat je een brief aan de rechtbank had gestuurd. We hebben het gehad over die brief en over je wens dat je niet meer structureel naar je moeder toe wil gaan. Op 24 februari 2025 heb ik je nog een mail gestuurd om je te vertellen dat ik je ouders heb uitgenodigd voor een zitting op 31 maart 2025. Nu schrijf ik je weer. Dit keer om uit te leggen wat we op de zitting hebben besproken en hoe het nu verder gaat.
De Raad voor de Kinderbescherming gaat een onderzoek doen naar wat het beste is voor jou, maar ook voor [minderjarige 3] en [minderjarige 2] . Jouw vader heeft namelijk gezegd dat hij graag wil dat jullie alle drie minder vaak naar jullie moeder gaan. Je moeder wil dat niet; zij wil jullie liever meer zien dan nu. Ik wil graag dat goed uitgezocht wordt wat voor jullie het beste is als het gaat om wanneer jullie bij je moeder zijn en wanner bij je vader. Ik heb nu te weinig informatie om dat te kunnen beoordelen. Er is wel een wachtlijst bij de Raad voor de Kinderbescherming. Zodra jullie aan de beurt zijn zal de Raad ook met jou willen praten over wat jij het liefst wil en over hoe het met jou gaat.
Verder hebben we op de zitting besproken wat jij mij hebt verteld. Je vindt het onrustig bij je moeder thuis. Je hebt geen eigen kamer en kunt daar niet goed huiswerk maken of leren. En je hebt het gevoel dat je zusjes worden voorgetrokken en dat je moeder moeite voor jou niet zoveel moeite wil doen. Je moeder heeft op de zitting verteld dat ze ergens wel begrijpt dat je dat zo ervaart en zegt. Maar het is helemaal niet haar bedoeling dat jij je zo voelt en zij wil hier graag iets in veranderen. Ook met je vader erbij hebben we gesproken over wat je ouders kunnen doen zodat jij je bij je moeder wat fijner voelt. Uit wat jij zegt kregen wij de indruk dat je wat aandacht tekort komt bij je moeder doordat jullie altijd met zijn drieën bij haar zijn. Daarom hebben je ouders afgesproken dat je moeder en jij wat vaker een één op één momentje zullen hebben. Die momenten zijn dan naast de weekenden dat je met je zusjes bij je moeder bent; die blijven hetzelfde.
Hoe ziet dat er dan uit? Eerst hebben je moeder en jij een maand lang elke woensdag een belmoment, om 17.00 uur. Dan kunnen jullie even bijkletsen. Vanaf 30 april 2025 ga je om de week op woensdag van 17.00 uur tot 20.00 uur naar je moeder toe om met haar samen te eten. In de andere week zal het belmoment zijn om 17.00 uur.
Je denkt misschien: waarom dit? Want je vroeg mij natuurlijk juist om te beslissen dat je minder naar je moeder zou gaan. Ik kan me voorstellen dat je je afvraagt of ik wel goed naar je heb geluisterd. Dat heb ik zeker, alleen denken je ouders en ik dat het juist belangrijk is dat we kijken hoe we het contact voor jou met je moeder weer fijner voor jou kunnen maken. En dan helpt het niet om minder naar je moeder te gaan.
Ik laat het dossier met jouw brief erin de komende maanden in de kast liggen. De Raad gaat nu onderzoek doen. Dat duurt ongeveer zes maanden. Als het goed is, is het onderzoek rond november 2025 klaar. Dan ga ik je ouders en de Raad weer uitnodigen voor een zitting, om verder te praten over hoe het nu gaat. Ik zal jou dan ook weer uitnodigen om met mij te komen praten. Dat mag wel en hoeft niet.
Ik hoop dat het hiermee voor jou duidelijk is hoe het nu verder gaat. Je hoort over een aantal maanden dus weer van mij.”
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.11.
De rechtbank zal de beslissing over de voorlopige zorgregeling uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt hier de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
stelt de volgende voorlopige zorgregeling vast tussen [minderjarige 1] en de moeder:
  • [minderjarige 1] verblijft een keer per veertien dagen van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de moeder;
  • vanaf 2 april is er, aanvullend op de weekendregeling, wekelijks belcontact tussen de moeder en [minderjarige 1] op woensdag om 17.00 uur;
  • vanaf 30 april 2025 gaat [minderjarige 1] om de week op woensdag van 17.00 uur tot 20.00 uur naar de moeder, en de andere week is er op woensdag om 17.00 uur telefonisch contact tussen de moeder en [minderjarige 1] ;
4.2.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
houdt de (verdere) beslissing over de zorgregeling en de verzoeken van de vader ten aanzien van de vervangende toestemmingen aan tot
31 oktober 2025, in afwachting van de uitkomst van het Raadsonderzoek en verzoekt de Raad om te onderzoeken:
  • welke zorgregeling in het belang van [minderjarige 1] , [minderjarige 3] en [minderjarige 2] is;
  • in hoeverre is een verhuizing van de kinderen met de vader naar de regio [gemeente] in het belang van de kinderen en welke zorgregeling is in dat geval het meest in hun belang;
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. T. Dopheide, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. S. Clement, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 april 2025.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.