ECLI:NL:RBMNE:2025:2077

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
UTR 24/1606
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit Uwv over ziekmelding ex-werknemer en vaststelling arbeidsongeschiktheidsdag

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres, een B.V., tegen een besluit van het Uwv beoordeeld. Eiseres was de werkgever van een ex-werknemer die zich op 15 maart 2023 ziekmeldde met terugwerkende kracht naar 22 november 2022. Het Uwv had eerder aan de ex-werknemer een WW-uitkering toegekend, maar na de ziekmelding werd eiseres opgedragen deze ziekmelding over te nemen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv, dat de ziekmelding en de uitvoeringskosten op haar wilde verhalen. De rechtbank oordeelde dat het Uwv onvoldoende had gemotiveerd waarom de eerste arbeidsongeschiktheidsdag op 22 november 2022 moest worden vastgesteld. De rechtbank stelde vast dat er geen medische gegevens waren die deze datum onderbouwden. Hierdoor was het bestreden besluit niet deugdelijk gemotiveerd en werd het beroep gegrond verklaard. De rechtbank vernietigde het besluit van het Uwv en droeg hen op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij ook de proceskosten van eiseres vergoed moesten worden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/1606

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. H.H.A. Lewin),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. E.F. de Roy van Zuydewijn).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde belanghebbende] , uit [plaats] , ex-werknemer.

(gemachtigde: mr. B.J.M. de Leest).

Inleiding

1. In deze zaak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het Uwv waarin zij wordt opgedragen de ziekmelding van ex-werknemer over te nemen. De rechtbank beoordeelt de zaak aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Voorgeschiedenis en besluitvorming
1.1.
Ex-werknemer was voorheen werkzaam als [functie] bij eiseres voor gemiddeld 32 uur per week. Op 11 november 2022 is hij uit dienst getreden en heeft hij op 22 november 2022 een uitkering aangevraagd op grond van de Werkloosheidswet (WW). Het Uwv heeft met het besluit van 14 december 2022 aan ex-werknemer een WW-uitkering toegekend per 22 november 2022 tot en met 21 april 2023.
1.2.
Op 15 maart 2023 heeft ex-werknemer zich ziekgemeld per 22 november 2022. Het Uwv heeft met het besluit van 22 juni 2023 aan ex-werknemer een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend op voorschotbasis. Met afzonderlijke brief van 22 juni 2023 heeft het Uwv aan eiseres verzocht de ziekmelding van ex-werknemer in behandeling te nemen.
1.3.
Omdat eiseres hier niet op heeft gereageerd, heeft het Uwv met het besluit van (eveneens) 22 juni 2023 (het primaire besluit) aan eiseres meegedeeld dat vanaf 22 november 2022 een ZW-uitkering wordt uitbetaald aan ex-werknemer. Daarbij heeft het Uwv bepaald dat de uitkering en de uitvoeringskosten op eiseres zullen worden verhaald. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
1.4.
Met het besluit van 10 juli 2023 heeft het Uwv de beslissing van 14 december 2022 ingetrokken en meegedeeld dat ex-werknemer niet in aanmerking komt voor een
WW-uitkering, omdat hij ziek uit dienst is gegaan.
1.5.
Met het bestreden besluit van 22 februari 2024 heeft het Uwv het bezwaar gegrond verklaard. Eiseres heeft namelijk onvoldoende tijd gehad om de ziekmelding te kunnen verwerken. De uitvoeringskosten worden daarom niet op eiseres verhaald. Eiseres dient wel de ziekmelding per 22 november 2022 over te nemen.
1.6.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.7.
De zaak is behandeld op de zitting van 28 februari 2025. Hieraan hebben [A] , namens eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv deelgenomen. Derde-partij is met voorafgaand bericht niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Geheimhouding medische gegevens
2. Ex-werknemer heeft geen toestemming gegeven om de gedingstukken die medische gegevens bevatten ter kennisname aan eiseres te verstrekken. In deze uitspraak zal dan ook zoveel mogelijk in algemene termen gesproken worden over de medische gegevens van ex-werknemer om te voorkomen dat deze gegevens alsnog via deze uitspraak bekend worden gemaakt.
Beoordeling van het geschil
3.1.
In geschil is de eerste arbeidsongeschiktheidsdag van ex-werknemer. Eiseres voert aan dat het Uwv zich ongemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat ex-werknemer arbeidsongeschikt was per 22 november 2022. Daarbij wijst eiseres erop dat dit niet eenduidig uit de (medische) informatie blijkt en dat ex-werknemer een
WW-uitkering heeft aangevraagd en ontvangen vanaf 22 november 2022.
3.2.
Het Uwv stelt dat ex-werknemer sinds oktober/november een toename van klachten ervaart en dat hij sindsdien het werk heeft verzuimd. Ter onderbouwing van het standpunt wijst het Uwv op het verzekeringsgeneeskundig rapport van 12 april 2023. Verder heeft het Uwv een e-mailwisseling overgelegd waarin de verzekeringsarts aangeeft dat het plausibel is dat ex-werknemer per 22 november 2022 arbeidsongeschikt is voor eigen werk vanwege voorvallen in de privésfeer die impact hebben op de klachten van ex-werknemer.
3.3.
Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat, gelet op de positie van eiseres als werkgever, de aard van de betrokken belangen meebrengt dat het Uwv het besluit over de arbeidsongeschiktheid zorgvuldig, goed onderbouwd en inzichtelijk moet motiveren. De werkgever kan immers niet zelf toegang krijgen tot medische gegevens van ex-werknemer. [1] Verder is het vaste rechtspraak van de CRvB dat in zaken waarin de vaststelling van de eerste arbeidsongeschiktheidsdag wordt betwist, de retrospectieve benadering van het exacte tijdstip van het intreden van arbeidsongeschiktheid onvermijdelijk een enigszins arbitrair karakter draagt en dat het risico van onduidelijkheid over dat tijdstip in geval van een zeer late melding van arbeidsongeschiktheid voor rekening van de werknemer dient te blijven. [2] De rechtbank is van oordeel dat in lijn met deze jurisprudentie in dit geval, waarin het bestreden besluit een belastend besluit voor eiseres betreft en de eerste arbeidsongeschiktheidsdag met terugwerkende kracht vóór de datum van de feitelijke ziekmelding is vastgesteld, het Uwv deugdelijk moet motiveren waarom juist de datum van 22 november 2022 als eerste arbeidsongeschiktheidsdag moet worden aangenomen.
3.4.
De rechtbank stelt vast dat ex-werknemer zich op 15 maart 2023 met terugwerkende kracht heeft ziekgemeld vanaf 22 november 2022. In het eerstelijnsverslag wordt daarover opgemerkt dat ex-werknemer zich in overleg met zijn contactpersoon ziek heeft gemeld en dat hij de datum van ziekmelding niet zeker weet. Ex-werknemer is vervolgens op het fysieke spreekuur van 12 april 2023 gezien door een verzekeringsarts van het Uwv. In het rapport van de verzekeringsarts van 12 april 2023 wordt ook aangegeven dat
ex-werknemer uit onwetendheid op 22 november 2022 is ziekgemeld en dat er medische informatie wordt opgevraagd om de eerste arbeidsongeschiktheidsdag te objectiveren. Uit de opgevraagde medische informatie komt naar voren dat niet is vast te stellen wat de medische status is van ex-werknemer rondom het einde van de behandelperiode (zijnde omstreeks augustus 2022).
3.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv niet deugdelijk gemotiveerd dat ex-werknemer op 22 november 2022 arbeidsongeschikt is geworden. De rapporten van de verzekeringsartsen bevatten, gelet op de bewijslast die op het Uwv rust, onvoldoende onderbouwing voor de conclusie dat ex-werknemer met ingang van 22 november 2022 naar objectieve maatstaven gemeten zijn arbeid niet kon verrichten. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat het Uwv ten onrechte enkel is uitgegaan van de verklaringen van
ex-werknemer en de verzekeringsarts bezwaar en beroep slechts opmerkt dat ex-werknemer ‘waarschijnlijk’ per 22 november 2022 arbeidsongeschikt is en deze datum ‘plausibel’ is. In het dossier zitten geen medische stukken waaruit naar voren komt dat ex-werknemer op of rond 22 november 2022 arbeidsongeschikt is voor eigen werk.
3.6.
Gelet op voorgaande stelt de rechtbank vast dat niet met zekerheid is vast te stellen dat ex-werknemer per 22 november 2022 arbeidsongeschikt was. Daarmee kleeft aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek [3] en slaagt om die reden het beroep. De rechtbank komt daarom niet toe aan het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel.

Conclusie en gevolgen

4.1.
Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd. Het Uwv zal worden opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
4.2.
De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat het Uwv een besluit zal moeten nemen over de eerste arbeidsongeschiktheidsdag van het recht op uitkering van ex-werknemer. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat waarschijnlijk geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Het Uwv zal daarom een nieuw besluit op bezwaar moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken. Bij een nieuw besluit dient het Uwv ook een standpunt in te nemen over de vergoeding van de proceskosten van eiser in bezwaar.
4.3.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het Uwv aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 371,- vergoedt.
4.4.
De rechtbank veroordeelt het Uwv in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het Uwv op binnen zes weken na deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt het Uwv op het betaalde griffierecht van € 371,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. ing. A. Rademaker, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C.G. van Dijk, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 23 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 2 oktober 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ9342 en van 21 augustus 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1686.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 16 mei 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1472 en van 2 december 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BU7548.
3.Zoals bedoeld in artikel 7:12 van de Awb.