ECLI:NL:RBMNE:2025:2121

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
493367
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen omgang tussen vader en kinderen door gebrek aan bereidheid tot contactherstel

In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 10 april 2025, is de omgang tussen de vader en zijn twee kinderen aan de orde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader niet bereid of in staat is om mee te werken aan een poging tot contactherstel, ondanks de vele kansen die hij heeft gekregen. De procedure is al sinds 2019 aan de gang en er zijn verschillende pogingen gedaan om de omgang te herstellen, maar deze zijn telkens mislukt. De moeder heeft alleen het gezag over de kinderen en heeft verzocht om de omgangsregeling te ontzeggen. De rechtbank heeft in eerdere beschikkingen de beslissing over de omgang steeds uitgesteld in afwachting van contactherstel, maar heeft nu geconcludeerd dat het in het belang van de kinderen is om duidelijkheid te scheppen. De rechtbank heeft de verzoeken van beide ouders afgewezen en bepaald dat de ouders hun eigen proceskosten moeten betalen. De vader heeft geen actieve rol gespeeld in het leven van de kinderen en de rechtbank vindt het niet in het belang van de kinderen om de procedure nog langer te laten duren. De rechtbank heeft besloten dat de vader geen omgang met de kinderen zal hebben, maar heeft hem niet het recht op omgang ontzegd, omdat niet aan de wettelijke vereisten voor een verbod is voldaan. De rechtbank heeft de ouders aangespoord om in de toekomst, indien de vader bereid is tot omgang, contact op te nemen met de juiste hulpverleners.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/493367 / FO RK 19-1817
Omgang
Beschikking van 10 april 2025
in de zaak van:
[de moeder], de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. T. de Jong,
tegen
[de vader], de vader,
wonende in [woonplaats] ,

1.De procedure

1.1.
In de beschikking van 9 juli 2024 heeft de rechtbank de beslissing over de omgang uitgesteld in afwachting van een laatste poging tot contactherstel tussen de vader en de kinderen.
1.2.
De rechtbank heeft daarna de volgende stukken ontvangen:
  • het bericht van de moeder van 4 november 2024;
  • het bericht van de moeder van 13 maart 2025.
1.3.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de kinderen in de gelegenheid te stellen om aan de kinderrechter te vertellen wat zij van de zaak vinden.
1.4.
Voor het eerdere verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de eerdere beschikkingen in deze procedure.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De ouders hebben een relatie met elkaar gehad.
2.2.
Zij hebben samen twee kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2013 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2015 in [geboorteplaats] .
2.3.
De kinderen wonen bij de moeder.
2.4.
De moeder heeft alleen het gezag over de kinderen. Dat betekent dat de moeder alleen de belangrijke beslissingen over de kinderen kan nemen.
2.5.
De ouders zijn het niet eens over de omgang tussen de vader en de kinderen. De vader wil om het weekend vier tot vijf uur in de ochtend of in de middag omgang met de kinderen. Na een opbouw wil hij dat de kinderen uiteindelijk ook een nacht bij hem zijn. De moeder heeft haar verzoek veranderd. De rechtbank begrijpt haar verzoek zo dat zij wil dat de vader het recht op omgang met de kinderen wordt ontzegd.

3.De beoordeling

Geen omgang tussen de vader en de kinderen
3.1.
De rechtbank zal het verzoek van de vader afwijzen. Dat betekent dat de rechtbank geen omgangsregeling tussen de vader en de kinderen zal vaststellen. De rechtbank vindt het niet nodig om de vader daarnaast het recht op omgang met de kinderen te ontzeggen en zal het verzoek van de vrouw hierover dus afwijzen. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissingen neemt.
De afgelopen periode
3.2.
Deze procedure is begonnen in 2019. De procedure duurt dus al heel lang en er is veel geprobeerd voor de omgang tussen de vader en de kinderen.
3.3.
Om te beginnen heeft de rechtbank in de beschikking van 20 maart 2020 de beslissing over de omgang uitgesteld, omdat de ouders in ouderschapsbemiddeling zouden gaan om de verstandhouding en communicatie tussen hen te verbeteren. Daarnaast hadden de ouders een voorlopige omgangsregeling afgesproken, die inhield dat de man onder begeleiding van [A] één keer in de twee weken op zaterdag twee uur omgang had met de kinderen.
3.4.
In de beschikking van 26 november 2021 heeft de rechtbank de beslissing over de omgang opnieuw uitgesteld, in afwachting van het verloop van de nieuwe voorlopige omgangsregeling. Deze voorlopige omgangsregeling hield in dat de kinderen één keer in de twee weken omgang hadden met de vader onder begeleiding van [organisatie] in Utrecht. Het was de ouders namelijk niet gelukt om een regelmatige omgang tussen de vader en de kinderen op te starten. Dit had verschillende redenen: de ouderschapsbemiddeling was vastgelopen, er was corona, de vader kwam de afspraken niet na en [A] kon de omgang niet meer begeleiden. In de beschikking staat ook dat het voor de kinderen belangrijk is dat de vader de omgangsafspraken nakomt, en dat er voor de moeder meer rust moet komen. De moeder voelde namelijk veel spanning bij het contact met de vader. De vader had op de zitting gezegd dat hij wil meewerken aan omgang met professionele begeleiding bij [organisatie] .
3.5.
In de beschikking van 16 juni 2022 heeft de rechtbank de beslissing over de omgang opnieuw uitgesteld, in afwachting van het verloop van de nieuwe voorlopige omgangsregeling. Deze voorlopige omgangsregeling hield in dat de kinderen één keer in de drie weken omgang met de vader hadden onder begeleiding van [organisatie] in Utrecht. De vader had de kinderen inmiddels al bijna twee jaar niet (fysiek) gezien. De omgang bij [organisatie] was niet gestart, omdat de vader zich niet had aangemeld bij [organisatie] . Hij had ook geen contact gezocht met de moeder of de kinderen. Hij zegt dat dit kwam omdat hij dacht te moeten wachten op de beschikking. Die was naar zijn voormalig advocaat gestuurd. Daarna heeft de vader de beschikking opgevraagd bij de rechtbank en hij zegt dat hij zich na ontvangst van de beschikking toen meteen had aangemeld bij [organisatie] . In de beschikking staat ook:
Met de Raad vindt de rechter nog steeds dat het contact tussen de vader en de kinderen hersteld moet worden, omdat het voor de ontwikkeling, het zelfbeeld en de identiteit van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] belangrijk is dat zij contact hebben met beide ouders. De rechter vindt het te vroeg om de omgang volledig stop te zetten. Het is nog onduidelijk hoe het contact tussen de vader en de kinderen zou zijn verlopen als de omgangsmomenten bij [organisatie] na de vorige beschikking wel van de grond waren gekomen.
Maar tegelijkertijd ziet de rechter ook dat er bij de moeder weinig draagvlak en draagkracht is voor het herstel van het contact. De rechter kan zich voorstellen dat het zwaar is voor de moeder om de zorg voor de kinderen alleen te dragen. Zeker nu bij de kinderen veel hulpverlening betrokken is en zij extra ondersteuning krijgen voor school. Ook heeft de rechter gehoord dat de moeder vreest dat contactherstel te belastend is voor de kinderen, omdat zij de afgelopen periode hard aan zichzelf hebben gewerkt.
3.6.
In de beschikking van 18 juli 2023 heeft de rechtbank de beslissing over de omgang opnieuw uitgesteld, in afwachting van de uitkomst van het Raadsonderzoek. Ook heeft de rechtbank de voorlopige omgangsregeling gewijzigd, in die zin dat er geen omgang is tussen de vader en de kinderen tijdens het Raadsonderzoek. Inmiddels was er de afgelopen jaren namelijk beperkt omgang (één omgangsmoment sinds de beschikking van 16 juni 2022) en de ouders hadden allebei praktische bezwaren tegen de voorlopige omgangsregeling in de beschikking van 16 juni 2022. Maar vooral is in die beslissing meegewogen dat het risico op een nieuwe contactbreuk na misschien weer een kort contactherstel te groot was voor de kinderen. De rechtbank vond een Raadsonderzoek nodig om te onderzoeken of de omgang tussen de vader en de kinderen door de moeder werd belemmerd of dat gebrek aan omgang kwam doordat de vader geen initiatief nam en niet bereid was om mee te bewegen met de mogelijkheden voor omgang met de kinderen.
3.7.
In de beschikking van 15 februari 2024 heeft de rechtbank de beslissing over de omgang opnieuw uitgesteld, in afwachting van de uitkomst van het aanvullende Raadsonderzoek. Het advies dat volgde uit het eerdere Raadsrapport bleek voor de ouders namelijk niet werkbaar. De moeder wilde rust voor de kinderen en de vader verwachtte door zijn gezondheid praktische problemen bij het uitvoeren van het advies van de Raad. Hij zag geen mogelijkheid om die problemen op te lossen.
3.8.
In de beschikking van 9 juli 2024 heeft de rechtbank de beslissing over de omgang opnieuw uitgesteld, in afwachting van een laatste poging tot contactherstel tussen de vader en de kinderen. De Raad had namelijk opnieuw geadviseerd tot contactherstel. Maar om de kinderen niet onnodig en nog meer te belasten moest voordat zij bij het contactherstel zouden worden betrokken eerst duidelijk zijn dat beide ouders bereid zijn de stappen te zetten die nodig zijn. De ouders hebben daarom van de rechtbank de duidelijke opdracht gekregen om zich ieder bij het wijkteam van hun eigen woonplaats te melden. De rechtbank heeft de opdracht ook in een apart bericht naar de ouders gestuurd. In de beschikking staat verder:
De rechtbank vindt net als de Raad dat nog niet alles is geprobeerd om het contact tussen de vader en de kinderen te herstellen. De rechtbank wil daarom dat nog een laatste poging tot contactherstel wordt gedaan. De rechtbank heeft gezien dat er al veel is geprobeerd. Daarom begrijpt de rechtbank dat een nieuwe poging tot contactherstel veel van iedereen vraagt, maar de kans op contactherstel tussen de vader en de kinderen en het belang hiervan weegt nu het zwaarst. Aan de andere kant moet er op een gegeven moment wel duidelijkheid komen voor iedereen. Daarom is dit voorlopig de laatste poging tot contactherstel tussen de vader en de kinderen.
Als de vader namelijk niet kan meewerken aan de hulpverlening in de woonplaats van de kinderen, ook niet met hulp van zijn wijkteam, dan heeft het geen zin om de kinderen opnieuw bij een traject tot contactherstel te betrekken. Dan is van tevoren namelijk al duidelijk dat het contactherstel geen kans van slagen heeft en tot teleurstelling zal leiden.
De huidige situatie
3.9.
Na de laatste beschikking heeft de rechtbank van de moeder begrepen dat zij zichzelf en de kinderen had aangemeld bij de gemeente. De kinderen waren op de wachtlijst geplaatst voor een jeugdconsulent. Van de vader heeft de rechtbank niets gehoord. De rechtbank heeft de beslissing over de omgangsregeling daarom opnieuw uitgesteld, in afwachting van het hulptraject via de gemeente en de aanmelding van de vader bij het wijkteam van zijn woonplaats.
3.10.
Daarna heeft de moeder bericht dat de vader niets van zich heeft laten horen en dat het hulptraject daarom niet kan starten. Van de vader heeft de rechtbank opnieuw helemaal niets gehoord. De rechtbank stelt daarom vast dat de vader niet bereid of niet in staat is om mee te werken aan een poging tot contactherstel met de kinderen, ondanks de vele kansen die hij heeft gekregen. Hij is zijn toezeggingen en de opdrachten van de rechtbank niet nagekomen.
3.11.
Dit is een heel verdrietige uitkomst voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Het gebrek aan contact met de vader is namelijk schadelijk voor hun ontwikkeling. Maar het is niet in het belang van de kinderen om deze procedure nog langer te laten duren. Uit de stukken van de Raad blijkt namelijk dat er de afgelopen jaren al zorgen waren over de belastbaarheid van de kinderen. De rechtbank vindt dat er voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] nu een einde moet komen aan de onrust en onzekerheid. De kinderen moeten weten waar zij aan toe zijn, en zullen moeten leren omgaan met de situatie dat de vader geen actieve rol speelt in hun leven. Mogelijk hebben zij begeleiding nodig om hun gevoelens hierover te verwerken en te begrijpen wat dit voor hen betekent. De rechtbank heeft er vertrouwen in dat de moeder dit voor hen zal regelen als dat nodig is.
De toekomst
3.12.
Als de vader in de toekomst wel bereid en in staat is tot omgang met de kinderen dan is het aan hem om zich te melden bij de juiste hulpverlener die hem hierbij kan helpen. Het initiatief ligt dus bij de vader. Het is dan belangrijk dat met tussenkomst van de hulpverlener eerst contact opgenomen wordt met de moeder (of haar hulpverlening) om te kijken of er op dat moment bij de kinderen mogelijkheden zijn om tot contactherstel te komen.
Geen ontzegging van de omgang
3.13.
De rechtbank zal de vader de omgang met de kinderen niet ontzeggen. Volgens de rechtbank is niet voldaan aan de wettelijke vereisten voor een verbod. [1] De rechtbank vindt de situatie voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] heel verdrietig, maar de situatie is niet zo ernstig dat de vader de omgang met de kinderen moet worden ontzegd. Er is de afgelopen jaren geen omgang geweest tussen de vader en de kinderen en nu wijst de rechtbank het verzoek van de vader over de omgang af. Er komt dus geen omgangsregeling tussen de vader en de kinderen. En in dit geval doet de vader ook geen poging tot omgang met de kinderen. Daarom is een ontzegging van de omgang niet nodig.
De kosten van deze procedure
3.14.
De rechtbank zal beslissen dat iedere ouder de eigen proceskosten betaalt, omdat zij geen reden ziet om één van de ouders in de proceskosten te veroordelen.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst de verzoeken van de ouders af;
4.2.
bepaalt dat de ouders hun eigen proceskosten betalen.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. R.M. Maliepaard, (kinder)rechter in samenwerking met de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 april 2025.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
JV

Voetnoten

1.Artikel 1:377a lid 3 BW