ECLI:NL:RBMNE:2025:2122

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 maart 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
541814
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling hoofdverblijfplaats van minderjarige bij de vader na conflict tussen ouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 maart 2025 uitspraak gedaan over de hoofdverblijfplaats van een minderjarige, geboren in 2021, wiens ouders in een echtscheiding verwikkeld zijn. De vader en moeder zijn gezamenlijk belast met het gezag over hun kind, maar zijn het niet eens over de hoofdverblijfplaats. De vader verzoekt om de hoofdverblijfplaats bij hem te bepalen, terwijl de moeder dit bij haar wenst. De rechtbank heeft eerder al een zorgregeling vastgesteld, maar er zijn zorgen over de samenwerking tussen de ouders, vooral na een onderzoek dat de moeder door een privédetective heeft laten uitvoeren naar de vader. Dit heeft het vertrouwen van de vader geschaad en de samenwerking ondermijnd.

De rechtbank heeft overwogen dat de emotionele toestemming van de moeder voor omgang met de vader minder groot is dan andersom, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om de hoofdverblijfplaats bij de vader te bepalen. De rechtbank benadrukt dat beide ouders in staat zijn om goed voor hun kind te zorgen, maar dat er gewerkt moet worden aan een ouderschapsplan om toekomstige conflicten te voorkomen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat er snel duidelijkheid is voor de minderjarige. De ouders zijn verantwoordelijk voor hun eigen proceskosten. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan worden aangevochten bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/541814 / FA RK 22-1310
Hoofdverblijfplaats
Beschikking van 24 maart 2025
in de zaak van:
[de vader], de vader,
wonende in [plaats 1] ,
advocaat mr. S. Toughza,
tegen
[de moeder], de moeder,
wonende op een geheim adres,
advocaat mr. W.F. Wienen.
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
de gecertificeerde instelling (GI)
Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft op 22 december 2023 de beslissing over de hoofdverblijfplaats van [minderjarige (voornaam)] uitgesteld in afwachting van het verloop van de ondertoezichtstelling, het traject ouderschapsbemiddeling bij [instelling] en de zorgregeling.
1.2.
De rechtbank heeft daarna de volgende stukken ontvangen:
  • twee berichten met bijlagen van de vader van 17 maart 2025;
  • het bericht met bijlagen van de moeder van 18 maart 2025;
  • het bericht met bijlagen van de vader van 21 maart 2025.
1.3.
De verzoeken zijn besproken tijdens de zitting van 24 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader met zijn advocaat;
  • de moeder met haar advocaat;
  • [A] en [B] van de GI;
  • [C] van de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).
1.4.
Aan het eind van de zitting heeft de rechter mondeling uitspraak gedaan. Dit is de schriftelijke uitwerking van de uitspraak.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De ouders zijn met elkaar getrouwd geweest.
2.2.
Zij hebben samen een kind: [minderjarige] , geboren op [2021] in [geboorteplaats] .
2.3.
[minderjarige (voornaam)] woont bij de moeder.
2.4.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over hem. Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over hem nemen.
2.5.
In de beschikking van deze rechtbank van 20 september 2022 is [minderjarige (voornaam)] onder toezicht gesteld van de GI. Daarna is de ondertoezichtstelling verlengd, voor het laatst tot 20 juni 2025.
2.6.
De ouders hebben de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit.
2.7.
In de beschikking van 9 juni 2022 heeft de rechtbank een voorlopige voorzieningen zorgregeling met een opbouw vastgesteld tussen de vader en [minderjarige (voornaam)] , waarbij [minderjarige (voornaam)] uiteindelijk vanaf 19 juli 2022 iedere dinsdag van 10.00 uur tot woensdag 10.00 uur en één keer in de twee weken op vrijdag van 18.00 uur tot zaterdag 18.00 uur bij de vader is. De vader haalt en brengt [minderjarige (voornaam)] bij de moeder.
2.8.
In het vonnis van 23 augustus 2022 heeft de voorzieningenrechter de moeder veroordeeld tot nakoming van de voorlopige zorgregeling. De voorzieningenrechter heeft daar een dwangsom aan verbonden van € 50,- per dag en met een maximum van € 1.500,-.
2.9.
In de beschikking van 4 oktober 2022 heeft de rechtbank het verzoek van de moeder om wijziging van de voorlopige zorgregeling afgewezen en is beslist dat de moeder een dwangsom aan de vader moet betalen van € 250,-, met een maximum van € 15.000,-, voor iedere keer of dag dat de moeder de voorlopige zorgregeling niet nakomt.
2.10.
In de beschikking van [2023] heeft de rechtbank de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken en bepaald dat de vader huurder is van de voormalige echtelijke woning in [plaats 1] . Verder is een bedrag aan kinderalimentatie en partneralimentatie vastgesteld, dat de vader aan de moeder moet voldoen. De beslissing op de rest van de verzoeken heeft de rechtbank uitgesteld.
2.11.
In de beschikking van 22 december 2023 heeft de rechtbank een zorgregeling met een opbouw vastgesteld tussen de vader en [minderjarige (voornaam)] die inhoudt dat [minderjarige (voornaam)] bij de vader verblijft:
  • in de ene week van donderdag 12.00 uur vanaf de peuterspeelzaal tot maandagochtend naar de peuterspeelzaal;
  • in de andere week van donderdag 12.00 uur vanaf de peuterspeelzaal tot vrijdag 17.00 uur,
welke regeling wordt opgebouwd volgens dit schema:
  • in de even weken elke donderdag 12.00 uur vanaf de peuterspeelzaal tot vrijdag 17.00 uur;
  • in de oneven weken gedurende zes weken: van donderdag 12.00 vanaf de peuterspeelzaal tot zaterdag 17.00 uur (totaal dus drie keer);
  • in de oneven weken na bovenstaande zes weken gedurende de volgende zes weken: van donderdag 12.00 uur vanaf de peuterspeelzaal tot zondag 17.00 uur (totaal dus drie keer);
  • in de oneven weken na de laatste zes weken: van donderdag 12.00 uur vanaf de peuterspeelzaal tot maandagochtend naar de peuterspeelzaal;
  • waarna de GI de regie heeft over een verdere uitbreiding, waarbij het uitgangspunt is dat beide ouders de helft van de tijd voor [minderjarige (voornaam)] zorgen en dat de regeling uitvoerbaar is als [minderjarige (voornaam)] naar de basisschool gaat;
  • tijdens de helft van de vakanties en feestdagen, inclusief de Islamitische feestdagen, onder regie van de GI.
2.12.
De ouders zijn het niet eens over de hoofdverblijfplaats van [minderjarige (voornaam)] . De vader wil de hoofdverblijfplaats van [minderjarige (voornaam)] bij hem is. De moeder wil dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige (voornaam)] bij haar is.

3.De beoordeling

De hoofdverblijfplaats
3.1.
De rechtbank zal de hoofdverblijfplaats van [minderjarige (voornaam)] vaststellen bij de vader. Dat vindt de rechter het meest in het belang van [minderjarige (voornaam)] . De rechtbank legt de beslissing hierna verder uit.
3.2.
In de beschikking van 22 december 2023 heeft de rechtbank overwogen: ‘
voor een beslissing over de hoofdverblijfplaats is in ieder geval van belang hoe de uiteindelijke zorgregeling zal zijn, waar [minderjarige (voornaam)] naar school zal gaan en ook de vraag in hoeverre [minderjarige (voornaam)] van beide ouders emotionele toestemming krijgt om contact en omgang te hebben met de andere ouder.’
3.3.
Op dit moment is [minderjarige (voornaam)] in de ene week van donderdag 12.00 uur tot vrijdag 17.00 uur en in de andere week van donderdag 12.00 uur tot maandag 08.00 uur bij de vader. Dat is conform de eerste stap in de regeling die de rechtbank heeft vastgesteld in de beschikking van 22 december 2023. In die beschikking is echter ook geoordeeld dat toegewerkt moest worden naar een zorgregeling zou zijn waarbij beide ouders de helft van de tijd voor [minderjarige (voornaam)] zorgen en die uitvoerbaar is als [minderjarige (voornaam)] naar de basisschool gaat. In een jaar tijd is er dus geen nieuwe stap gezet in de richting van het door de rechtbank beoogde de co-ouderschap. Hoewel op zichzelf te begrijpen is dat een zorgregeling lastig concreet kon worden gemakt omdat die ook afhing van de schoolkeuze, die de ouders lang verdeeld heeft gehouden, vindt de rechtbank het niettemin zorgelijk dat er geen enkele uitbreiding tot stand is gekomen. Ook is er nog geen duidelijke invulling van de vakanties en feestdagen. Inmiddels gaat [minderjarige (voornaam)] naar een basisschool in [plaats 2] en zal de vader binnen een aantal maanden naar [plaats 2] verhuizen.
3.4.
Voor de rechtbank weegt zwaar dat de familie van de moeder een onderzoek naar de vader heeft laten uitvoeren door een privédetective. Vast staat dat de moeder hiervoor toestemming heeft gegeven. Ook heeft de moeder ervoor gekozen om de resultaten van het onderzoek in te brengen in de procedure. De privédetective heeft de vader heimelijk geobserveerd en gefotografeerd en de bevindingen vastgelegd in een verslag. Hiermee heeft de moeder het vertrouwen van de vader ernstig geschaad en de samenwerking tussen hen ondermijnd. De moeder zegt dat haar houding voortkomt uit de grote zorgen die zij heeft over [minderjarige (voornaam)] als hij bij de vader is. Tegelijkertijd constateert de rechtbank dat er geen professionals (GI, Raad en bijvoorbeeld peuterspeelzaal) zijn die die zorgen herkennen en onderschrijven. Uit het voorgaande volgt dat de emotionele toestemming van de moeder om de vader een volwaardige ouder te laten zijn en daarmee ook voor het contact en de omgang tussen [minderjarige (voornaam)] met de vader minder groot is dan andersom. Om die reden vindt de rechtbank het in het belang van [minderjarige (voornaam)] om zijn hoofdverblijfplaats bij de vader te bepalen. De rechtbank realiseert zich dat [minderjarige (voornaam)] nu meer bij de moeder verblijft dan bij de vader en brengt hiermee dan ook tot uitdrukking dat co-ouderschap is waar naartoe gewerkt wordt.
3.5.
Wat wrang is, is dat de beslissing over de hoofdverblijfplaats van [minderjarige (voornaam)] op zichzelf geen oplossing voor wat er allemaal speelt tussen de ouders. Beide ouders zijn liefdevol en heel goed in staat om voor [minderjarige (voornaam)] te zorgen. De moeder heeft er moeite mee om erop te vertrouwen dat [minderjarige (voornaam)] het ook bij de vader goed heeft. De rechtbank gunt de moeder dat zij, wellicht met hulp, in de toekomst wat meer kan loslaten en wat meer vertrouwen kan hebben. Andersom hoopt de rechtbank dat dit de vader zal helpen om opener te zijn in de communicatie met de moeder, zodat de moeder ook wordt bevestigd in haar vertrouwen.
3.6.
Tot slot hoopt de rechtbank dat de ouders de komende tijd samen en in het belang van [minderjarige (voornaam)] met de GI gaan werken aan een ouderschapsplan, met heel duidelijke en gedetailleerde afspraken, om te voorkomen dat er discussies ontstaan over uitzonderingen en de verdeling van de vakanties, zoals nu het geval is. Net als de GI denkt de rechtbank dat de ouders verder gebaat zijn bij een traject solo parallel ouderschap. De ouders zijn hier inmiddels voor aangemeld.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.7.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. De rechtbank vindt het namelijk in het belang van [minderjarige (voornaam)] dat er zo snel mogelijk duidelijkheid is over zijn hoofdverblijfplaats. De hoofdverblijfplaats houdt de ouders al lang verdeeld en is beladen. Die spanning straalt ook af op [minderjarige (voornaam)] . Dit betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
De kosten van deze procedure
3.8.
De rechtbank zal beslissen dat iedere ouder de eigen proceskosten betaalt, omdat zij geen reden ziet om één van de ouders in de proceskosten te veroordelen.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt hier de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat [minderjarige (voornaam)] voortaan zijn hoofdverblijfplaats heeft bij de vader;
4.2.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
bepaalt dat de ouders hun eigen proceskosten betalen;
4.4.
wijst het verzoek van de moeder af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. T. Dopheide, (kinder)rechter, in samenwerking met de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2025 en op schrift gesteld op 4 april 2025.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.