In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 april 2025 uitspraak gedaan in een familierechtelijke kwestie tussen een vader en een moeder die in een echtscheidingsprocedure verwikkeld zijn. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.F. Vonk, heeft een verzoek ingediend om vervangende toestemming voor de verhuizing van de moeder met hun twee kinderen naar [plaats 4]. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. I. Lieberwerth, heeft een huis gekocht in [plaats 4] en verzoekt om toestemming om met de kinderen te verhuizen. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder om vervangende toestemming voor de verhuizing afgewezen, omdat de verhuizing niet in het belang van de kinderen zou zijn. De rechtbank heeft overwogen dat de kinderen afhankelijk zouden worden van vervoer door de moeder naar school en sociale activiteiten in de buurt van de vader, wat niet in hun belang is gezien hun leeftijd. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de moeder onvoldoende noodzaak voor de verhuizing heeft aangetoond, vooral omdat zij al een huis heeft gekocht terwijl zij wist dat de vader geen toestemming zou geven.
Daarnaast heeft de rechtbank de kinderalimentatie gewijzigd. De vader moet vanaf 16 maart 2023 € 150,- per kind per maand betalen, met verdere wijzigingen in de alimentatiebedragen op basis van de gewijzigde omstandigheden en de draagkracht van beide ouders. De rechtbank heeft bepaald dat de volledige kinderbijslag vanaf 16 maart 2023 aan de moeder toekomt. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders zijn verantwoordelijk voor hun eigen proceskosten. De rechtbank heeft ook een brief gestuurd aan de oudste zoon om de beslissing uit te leggen.