In deze zaak heeft eiseres, een verkoopmakelaar, opgetreden bij de verkoop van de woning van gedaagden. Er is een onvoorwaardelijk bindende koopovereenkomst tot stand gekomen, maar de overdracht is door toedoen van de kopers niet gerealiseerd. Dit heeft geleid tot een verstekvonnis in kort geding, waarin de kopers meer dan een half miljoen aan boetes en compensatiebetalingen aan gedaagden zijn opgelegd. Eiseres vordert nu courtage van gedaagden, die dit betwisten op basis van wanprestatie en het niet opeisbaar zijn van de courtage. De kantonrechter heeft de vorderingen van eiseres grotendeels toegewezen, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke kosten.
De procedure begon met een dagvaarding op 1 november 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 4 april 2025. Eiseres heeft haar vordering onderbouwd met bewijsstukken, terwijl gedaagden hun verweer hebben gevoerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de courtage verschuldigd is, omdat er een bindende koopovereenkomst was, en dat de Algemene Consumentenvoorwaarden Makelaardij van toepassing zijn. Gedaagden zijn in het ongelijk gesteld en moeten de proceskosten van eiseres vergoeden. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de courtage van € 18.000,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten vastgesteld op € 2.629,44.