ECLI:NL:RBMNE:2025:2193

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
AWB 23/3040
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake terugvordering zorgtoeslag 2013

Op 8 mei 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de Dienst Toeslagen. Eiser had op 25 oktober 2022 bezwaar gemaakt tegen brieven van de Dienst Toeslagen, waarin werd aangekondigd dat een bedrag van € 837,- aan te veel ontvangen zorgtoeslag over het jaar 2013 zou worden teruggevorderd. De Dienst Toeslagen verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat het te laat was ingediend. Eiser heeft hierop niet gereageerd en was niet aanwezig op de zitting op 25 maart 2025.

De rechtbank oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat eiser geen procesbelang meer had. De rechtbank concludeerde dat het bezwaar van eiser specifiek gericht was tegen de brieven van 22 september en 19 oktober 2022, en niet tegen de herziene definitieve berekening van de zorgtoeslag over 2013, die op 31 december 2018 was vastgesteld. De rechtbank stelde vast dat de Dienst Toeslagen ten onrechte het bezwaar had opgevat als gericht tegen deze herziene berekening.

Eiser had in zijn bezwaar en beroep geen actueel en reëel belang bij een inhoudelijke beoordeling, aangezien de Dienst Toeslagen had bevestigd dat er voor 2013 geen terugvordering meer openstond. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en wees erop dat eiser geen griffierecht terugkreeg en geen vergoeding van proceskosten ontving. De uitspraak werd gedaan door mr. A.M. den Dulk, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Koopmans, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3040

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

Dienst Toeslagen, kantoor [plaats] .

(gemachtigden: [gemachtigden] )

Inleiding

1. Eiser heeft op 25 oktober 2022 bezwaar gemaakt tegen brieven van 22 september 2022 en 19 september 2022. In deze brieven wordt aan eiser kenbaar gemaakt dat Dienst Toeslagen zal herstarten met het terugvorderen een bedrag van € 837,- aan te veel ontvangen zorgtoeslag over het jaar 2013 en wordt hiertoe een betalingsvoorstel gedaan.
1.1.
Dienst Toeslagen heeft het bezwaar van eiser aangemerkt als zijnde gericht tegen de beschikking van 31 december 2018, waarin de zorgtoeslag van eiser over 2013 is herzien en definitief is vastgesteld. Op 16 februari 2023 heeft Dienst Toeslagen aan eiser laten weten het bezwaar niet inhoudelijk te kunnen behandelen omdat het te laat is ingediend, en is aan eiser een reden gevraagd voor deze termijnoverschrijding. Hierop heeft eiser, ook na herinnering op 23 maart 2023, niet gereageerd.
1.2.
Met het bestreden besluit van 9 mei 2023 heeft Dienst Toeslagen het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
Dienst Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met twee verweerschriften.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 25 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van verweerder deelgenomen. Eiser was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2.
De rechtbank is van oordeel dat beroep niet-ontvankelijk is, omdat niet is gebleken dat eiser nog belang heeft bij zijn beroep. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Waar ziet het bezwaar en beroep van eiser precies op?
3. Eiser heeft in zijn bezwaarschrift uitdrukkelijk verwezen naar de brieven van 22 september en 19 oktober 2022. In de brief van 22 september 2022 deelt Dienst Toeslagen aan eiser mee dat de terugvordering van de teveel ontvangen toeslag over het jaar 2013 (€ 837,-) zal worden herstart, nadat de invordering ervan in verband met de coronacrisis was gepauzeerd. In de brief van 19 oktober 2022 doet Dienst Toeslagen met betrekking tot deze terugvordering aan eiser een voorstel voor een betalingsregeling. Eiser stelt in zijn bezwaar dat hij vanwege het tijdsverloop niet langer in staat is te controleren of het in te vorderen bedrag klopt en stelt dat dit niet meer kan worden ingevorderd.
4. De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat het bezwaar specifiek gericht is tegen deze brieven van 22 september 2022 en 19 oktober 2022 en niet (ook) tegen de herziene definitieve berekening over het jaar 2013, die op 31 december 2018 is vastgesteld. Er wordt in bezwaar niet verwezen naar deze herziene definitieve berekening en er worden ook geen argumenten aangevoerd waarom die berekening onjuist zou zijn. Ook het beroepschrift tegen het bestreden besluit wijst er niet op dat eiser beoogd heeft deze in 2018 vastgestelde definitieve berekening in 2022 nog ter discussie te willen stellen. Eiser wijst in zijn beroep - naast een aantal stellingen over andere toeslagjaren, het niet ontvangen van stukken en de handelwijze van de Dienst Toeslagen jegens hem - ook weer uitdrukkelijk op zijn standpunt in bezwaar dat nu ten aanzien van 2013 niet meer kan worden ingevorderd.
5. Uit het voorgaande volgt dat de Dienst Toeslagen het bezwaar in het bestreden besluit ten onrechte heeft opgevat als gericht tegen de herziene definitieve berekening over het jaar 2013. Dit leidt echter niet tot een gegrond beroep, gelet op het navolgende.
Procesbelang5. Volgens vaste rechtspraak [1] hoeft de bestuursrechter een beroep uitsluitend inhoudelijk te beoordelen als de indiener van het beroep hierbij een actueel en reëel belang heeft.
6. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat eisers bezwaar en beroep zijn gericht tegen de invordering van de teveel ontvangen zorgtoeslag uit 2013. Ook is verwezen naar het ten onrechte niet ontvangen van zorgtoeslag in andere jaren, maar dat ligt in de onderhavige procedure niet voor. [2] In het verweerschrift is aangegeven dat inmiddels voor 2013 geen terugvordering meer openstaat, omdat de resterende vordering voor dat jaar oninbaar is verklaard. Dit is ter zitting door de gemachtigde van de Dienst Toeslagen nog eens bevestigd. Eiser heeft niet gereageerd op de verweerschriften en is niet ter zitting verschenen. De rechtbank ziet niet welk belang eiser thans nog heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
Conclusie en gevolgen
7. Nu het procesbelang bij het beroep is vervallen, is het beroep niet-ontvankelijk. Het beroep wordt daarom niet inhoudelijk beoordeeld. Eiser krijgt het griffierecht niet terug en krijgt ook geen vergoeding van eventuele proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. den Dulk, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Koopmans, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2025.
griffier
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4404.
2.Overigens heeft de gemachtigde van Dienst Toeslagen ter zitting aangegeven dat aan eiser inmiddels voor 2015 tot en met 2017 en 2019 tot en met 2021 alsnog zorgtoeslag is verstrekt. Voor de jaren erna ontbreken thans nog inkomensgegevens om eisers recht op zorgtoeslag te beoordelen, aldus de gemachtigde.