Op 8 mei 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de Dienst Toeslagen. Eiser had op 25 oktober 2022 bezwaar gemaakt tegen brieven van de Dienst Toeslagen, waarin werd aangekondigd dat een bedrag van € 837,- aan te veel ontvangen zorgtoeslag over het jaar 2013 zou worden teruggevorderd. De Dienst Toeslagen verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat het te laat was ingediend. Eiser heeft hierop niet gereageerd en was niet aanwezig op de zitting op 25 maart 2025.
De rechtbank oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat eiser geen procesbelang meer had. De rechtbank concludeerde dat het bezwaar van eiser specifiek gericht was tegen de brieven van 22 september en 19 oktober 2022, en niet tegen de herziene definitieve berekening van de zorgtoeslag over 2013, die op 31 december 2018 was vastgesteld. De rechtbank stelde vast dat de Dienst Toeslagen ten onrechte het bezwaar had opgevat als gericht tegen deze herziene berekening.
Eiser had in zijn bezwaar en beroep geen actueel en reëel belang bij een inhoudelijke beoordeling, aangezien de Dienst Toeslagen had bevestigd dat er voor 2013 geen terugvordering meer openstond. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en wees erop dat eiser geen griffierecht terugkreeg en geen vergoeding van proceskosten ontving. De uitspraak werd gedaan door mr. A.M. den Dulk, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Koopmans, griffier.