ECLI:NL:RBMNE:2025:2196

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
UTR 24/3416
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke verblijfsontzegging opgelegd door burgemeester van Utrecht; beroep ongegrond

Deze uitspraak betreft een tijdelijke verblijfsontzegging die door de burgemeester van de gemeente Utrecht aan eiser is opgelegd. Eiser mocht gedurende twee maanden het Stationsgebied in Utrecht niet betreden, omdat hij herhaaldelijk artikel 2:28, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Utrecht 2010 (APV) zou hebben overtreden. Eiser is het niet eens met deze maatregel en heeft verschillende beroepsgronden aangevoerd. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de verblijfsontzegging beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de burgemeester bevoegd was om deze op te leggen en dat de maatregel niet onevenredig was. Eiser heeft eerder al meerdere verblijfsontzeggingen ontvangen en de rechtbank oordeelde dat de burgemeester in redelijkheid tot de duur van twee maanden kon besluiten. Eiser heeft ook verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat werd toegewezen, omdat hij niet in staat was om dit te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser nog procesbelang had, ondanks dat de verblijfsontzegging inmiddels was verstreken, omdat de maatregel zijn eer en goede naam kon schaden. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de verblijfsontzegging rechtmatig is en in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/3416

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. N. Talhaoui),
en

de burgemeester van de gemeente Utrecht

(gemachtigde: mr. O Boubkari, mr. N. Verkerk en mr. S. Boundati).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over een tijdelijke verblijfsontzegging die door de burgemeester aan eiser is opgelegd. Dit houdt in dat eiser voor een periode van twee maanden het Stationsgebied in Utrecht niet heeft mogen betreden, omdat hij herhaaldelijk artikel 2:28, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Utrecht 2010 (APV) zou hebben overtreden. Eiser is het hier niet mee eens en voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de rechtmatigheid van de verblijfsontzegging.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de burgemeester bevoegd was om de verblijfsontzegging op te leggen en dat de verblijfsontzegging ook niet onevenredig is geweest. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Bij besluit van 29 augustus 2023 (het primaire besluit) heeft de burgemeester aan eiser een verblijfsontzegging opgelegd voor een periode van twee maanden. Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek met de uitspraak van 25 oktober 2023 niet-ontvankelijk verklaard.
2.1.
Met het bestreden besluit van 15 december 2023 heeft de burgemeester het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
2.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 19 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van de burgemeester.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het besluit
3. De burgemeester heeft op 29 september 2022 middels het ‘Aanwijzingsbesluit artikel 2:3 Algemene plaatselijke verordening Utrecht 2010, verblijfsontzeggingen Stationsgebied’ (het Aanwijzingsbesluit) [1] het Stationsgebied aangewezen als gebied waar hij aan personen een verblijfsontzegging kan opleggen (het Aanwijzingsgebied). De reden hiervoor is dat de burgemeester van mening is dat er in het gebied sprake is van een forse toename van ernstige verstoringen van de openbare orde. Dit speelt zich vooral af op en rond het plein onder het ‘bollendak’, het gebied dat ligt tussen het Centraal Station en winkelcentrum Hoog Catharijne. In dit gebied wordt er veel openlijk gebruik gemaakt van alcohol en drugs en wordt er onder invloed hiervan overlast veroorzaakt.
3.1.
Eiser is in 2023 meerdere malen in het Aanwijzingsgebied aangetroffen terwijl hij een aangebroken blikje alcoholhoudende drank bij zich had. Omdat dit verboden is op grond van artikel 2:28 van de Apv, heeft de burgemeester aan eiser voor deze overtredingen meerdere verblijfsontzeggingen opgelegd. Deze verblijfsontzeggingen dateren van 18 juni 2023 (voor de duur van 24 uur), 14 juli 2023 (voor de duur van een maand), 17 juli 2023 (voor de duur van twee maanden) en 29 augustus 2023 (voor de duur van twee maanden). De verblijfsontzegging van 29 augustus 2023 staat in deze uitspraak ter beoordeling voor.
Vrijstelling griffierecht
4. Eiser heeft aan de rechtbank verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. Eiser heeft aannemelijk gemaakt dat hij niet over voldoende inkomsten of vermogen beschikt om in staat te zijn het verschuldigde bedrag aan griffierecht te betalen. Het beroep op betalingsonmacht slaagt dan ook.
Procesbelang
5. De rechtbank beoordeelt ambtshalve of eiser nog procesbelang heeft bij de behandeling van zijn beroep, omdat de periode waarvoor de verblijfsontzegging gold inmiddels is verstreken. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) impliceert een gebiedsverbod een publiekelijke afwijzing van het gedrag van de betrokkene. [2] Hiermee is volgens de Afdeling tot een zekere hoogte aannemelijk dat de betrokkene als gevolg van het gebiedsverbod in zijn eer en goede naam is geschaad. Om die redenen kan vernietiging van de bestreden besluiten voor eiser van meer dan principiële betekenis zijn. Eiser heeft dus nog belang bij een inhoudelijke behandeling van zijn beroep.
Was de burgemeester bevoegd om de verblijfsontzegging op te leggen?
6. Volgens eiser is de verblijfsontzegging onrechtmatig, omdat er geen wettelijke grondslag bestond voor het opleggen ervan. Er is namelijk geen sprake geweest van ‘hinderlijk drankgebruik’ in de zin van artikel 2:28, eerste lid, van de APV. Hij verzamelt de blikjes slechts voor statiegeld en drinkt ze zelf niet op. Ook heeft hij nooit enige overlast of hinder veroorzaakt. De burgemeester was daarom niet bevoegd om aan hem een verblijfsontzegging op te leggen.
6.1.
Op grond van artikel 2:28, eerste lid, van de APV is het verboden om op de openbare plaats of het openbaar water, dat deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben. Indien een persoon dit verbod in een daartoe aangewezen gebied overtreedt, kan de burgemeester op grond van artikel 2:3, derde lid, onder a, van de APV aan deze persoon een verblijfsontzegging opleggen.
6.2.
De rechtbank stelt vast dat uit artikel 2:28, eerste lid, van de APV volgt dat de burgemeester bevoegd is om een verblijfsontzegging op te leggen indien iemand een aangebroken blikje alcoholhoudende drank bij zich heeft in een Aanwijzingsgebied. Uit het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van 29 oktober 2023 komt naar voren dat eiser zich die dag in het Aanwijzingsgebied bevond met een geopend en halfvol blikje bier in zijn hand. Omdat deze constatering door partijen niet wordt betwist, staat de bevoegdheid van de burgemeester tot het opleggen van de verblijfsontzegging hiermee vast. Er is immers voldaan aan de vereisten van artikel 2:28, eerste lid van de APV. De stelling van eiser dat er geen sprake is geweest van hinderlijk drankgebruik maakt dat niet anders, nu de verbodsbepaling van artikel 2:28 van de APV dat niet vereist. Artikel 2:28 biedt de burgemeester namelijk de mogelijkheid om preventief op te treden. [3] Daarbij wijst de rechtbank er op dat het Stationsgebied door de burgemeester is aangewezen als Aanwijzingsgebied met als doel om de overlast vanwege alcohol- en drugsgebruik te beperken. Om die reden, en dus als voorzorgsmaatregel, is het gebied als Aanwijzingsgebied aangemerkt. [4] Voor de bevoegdheid tot het opleggen van een verblijfsontzegging is uitdrukkelijk geen hinderlijk drankgebruik vereist, nu de bevoegdheid juist strekt ter voorkoming daarvan.
6.3.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Is de verblijfsontzegging in dit geval onevenredig?
7. Eiser vindt een verblijfsontzegging van twee maanden onevenredig bezwarend en stelt dat de burgemeester om deze reden had moeten afzien van het opleggen van de verblijfsontzegging. Zijn bewegingsvrijheid wordt namelijk erg beperkt en daarbij speelt mee dat het Stationsgebied voor hem een belangrijke plek is om statiegeld te kunnen inzamelen. De verblijfsontzegging moet op zijn minst worden gematigd. Ter zitting heeft eiser nog toegelicht dat het opleggen van een verblijfsontzegging een discretionaire bevoegdheid is van de burgemeester en dat de maatregel dus ook van kortere duur had kunnen zijn.
7.1.
De rechtbank stelt vast dat uit de toelichting bij het Aanwijzingsbesluit volgt dat er voor het bepalen van de duur van de verblijfsontzegging gebruik wordt gemaakt van een escalatiemodel. [5] Dit model houdt rekening met het aantal al eerder begane overtredingen. In het geval van eiser gaat het om de vierde verblijfsontzegging in een periode van vier maanden. Op grond van de toelichting is een verblijfsontzegging van twee maanden dan het uitgangspunt. De burgemeester heeft zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan van deze termijn had moeten worden afgeweken. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het voor hem noodzakelijk is om specifiek in het Stationsgebied te kunnen verblijven. Er zijn immers ook andere gebieden in Utrecht waar veel blikjes te vinden zijn die ingewisseld kunnen worden voor statiegeld. Ook heeft de burgemeester op de zitting toegelicht dat een verblijfsontzegging niet betekent dat eiser niet met de trein langs station Utrecht Centraal zou kunnen reizen. Andere stations in Utrecht waren voor eiser dus te bereiken, vanaf waar hij zich naar andere gebieden in Utrecht zou kunnen verplaatsen.
7.2.
Voor zover eiser ter zitting een beroep heeft gedaan op artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), merkt de rechtbank op dat de vrijheid van eiser hem niet is ontnomen, omdat hij buiten het Aanwijzingsgebied nog steeds vrij is om te gaan en staan waar hij wil. Wel maakt een verblijfsontzegging inbreuk op het recht op bewegingsvrijheid, zoals bedoeld in artikel 2 van het Vierde Protocol van het EVRM. Op grond van vaste rechtspraak kan dat recht worden onderworpen aan beperkingen, mits daarvoor een wettelijke basis bestaat, de betreffende wettelijke bepaling voldoende kenbaar en duidelijk is en de beperkingen gerechtvaardigd worden door het algemeen belang in een democratische samenleving. [6] Eiser heeft niet betwist dat aan deze voorwaarde is voldaan. Zoals hiervoor overwogen is het, in het licht van de onder 7.1 genoemde omstandigheden, niet aannemelijk dat de beperking van de bewegingsvrijheid van eiser onevenredig en disproportioneel is.
7.3.
Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de verblijfsontzegging rechtmatig is en in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Blok, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Koopmans, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2025.
De griffier is verhinderd om deze
uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Aanwijzingsbesluit artikel 2:3 Algemene plaatselijke verordening Utrecht 2010, verblijfsontzeggingen Stationsgebied, geldend van 28 september 2022 tot en met 27 september 2023.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 22 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2013:CA0633 en de uitspraak van de Afdeling van 30 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1524.
3.Zie de toelichting bij artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening Utrecht 2010.
4.Zie de toelichting bij het Aanwijzingsbesluit artikel 2:3 Algemene Plaatselijke Verordening Utrecht 2010, verblijfsontzeggingen Stationsgebied, geldend van 28 september 2022 tot en met 27 september 2023.
5.Zie de toelichting bij het Aanwijzingsbesluit artikel 2:3 Algemene Plaatselijke Verodering Utrecht 2010, verblijfsontzeggingen Stationsgebied, geldend van 28 september 2022 tot en met 27 september 2023.
6.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 28 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1034.