ECLI:NL:RBMNE:2025:2231

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
UTR 24/5081
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van beroep inzake kinderopvangtoeslag en proceskostenvergoeding

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 15 april 2025, wordt het beroep van verzoekster behandeld. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Dienst Toeslagen met betrekking tot de lichte toets compensatie kinderopvangtoeslag, dat op 14 februari 2024 was ingediend. Verweerder heeft op 3 december 2024 alsnog een besluit genomen, maar verzoekster heeft het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen.

De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener tegemoet is gekomen, de rechtbank kan bepalen dat de proceskosten door verweerder moeten worden vergoed. Verweerder heeft geen bezwaar tegen de vergoeding, maar wenst een wegingsfactor van 0,25 toe te passen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 453,50, berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht, en heeft verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag. Daarnaast is verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op 15 april 2025 en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5081

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 april 2025 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [woonplaats], verzoekster,

(gemachtigde: mr. A. Güngörmez),
en

Dienst Toeslagen, verweerder,(gemachtigde: [gemachtigde]).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat verzoekster heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar van 14 februari 2024 tegen de lichte toets compensatie kinderopvangtoeslag.
Verweerder heeft op 3 december 2024 alsnog een besluit genomen op het bezwaar van verzoekster.
Verzoekster heeft het beroep daarna ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
Verweerder heeft op 20 maart 2025 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoekster) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoekster te betalen, maar wenst de toepassing van wegingsfactor 0,25.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,-), bij een wegingsfactor 0,5. De verwijzing van verweerder naar de lijn wat betreft de wegingsfactor in de uitspraak ECLI:NL:RBMNE:2023:4482 gaat niet meer op, de rechtbank heeft die lijn verlaten. Toegekend wordt € 453,50.
5. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. Verzoekster zal zich hiervoor tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 453,50 aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 april 2025.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.