ECLI:NL:RBMNE:2025:2333

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
25/1261
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende raadsbesluit over gelote burgerraad afval in Amersfoort

Op 13 mei 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin de Vereniging Sociaal en Groen, gevestigd in Amersfoort, een verzoek om voorlopige voorziening had ingediend. Dit verzoek volgde op een raadsbesluit van 17 december 2024, waarbij de gemeenteraad instemde met de oprichting van een gelote burgerraad die advies zal geven over afvalbeleid in Amersfoort. De eiseres had bezwaar gemaakt tegen dit raadsbesluit, maar het college van burgemeester en wethouders verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat er volgens hen geen bezwaar openstond tegen het raadsbesluit. De voorzieningenrechter oordeelde dat het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk was verklaard, omdat het raadsbesluit geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was. De voorzieningenrechter benadrukte dat alleen tegen besluiten in de zin van de Awb bezwaar kan worden gemaakt, en dat het raadsbesluit een politiek-bestuurlijke keuze was die geen verandering in rechten of verplichtingen met zich meebracht. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat het verzoek kennelijk ongegrond was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 mei 2025, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 25/1261
uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 mei 2025 op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

Vereniging Sociaal en Groen gevestigd in Amersfoort, eiseres

en
het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amersfoort, verweerder
(gemachtigde: mr. drs. H. Maaijen).

Inleiding

1. In de raadsvergadering van 17 december 2024 heeft de gemeenteraad ingestemd met de ‘Startnotitie Gelote Burgerraad Afval’. Kort gezegd, houdt dit in dat er een gelote burgerraad zal worden ingesteld die de gemeenteraad zal gaan adviseren over het afval in Amersfoort. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het raadsbesluit. Daarnaast heeft zij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. Met het besluit van 24 maart 2025 (het bestreden besluit) heeft het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Volgens het college staat er namelijk geen bezwaar open tegen het raadsbesluit. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij heeft beroep ingesteld (UTR 25/2557) en deze voorzieningenprocedure hangende beroep voortgezet.

Overwegingen

3. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in het bodemgeding niet. De voorzieningenrechter doet in dit geval uitspraak zonder het verzoek van eiseres op een zitting bij de rechtbank te behandelen. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek van eiseres af, omdat het kennelijk ongegrond is. In deze procedure moet de voorzieningenrechter inschatten of de beslissing op bezwaar in de bodemprocedure in stand zal blijven, dus of de niet-ontvankelijkheidverklaring stand zal kunnen houden. Hoe kleiner de kans is dat het beroep slaagt, hoe kleiner ook de ruimte voor de voorzieningenrechter is om een voorlopige voorziening te treffen. Het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in deze procedure is dat het beroep geen kans van slagen heeft.
5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter stond er tegen het raadsbesluit van 17 december 2024 namelijk geen bezwaar open, zodat het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk is verklaard met het bestreden besluit. Alleen tegen een besluit in de zin van de Awb kan bezwaar worden gemaakt. Op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder zo’n besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publieksrechtelijke rechtshandeling. Dat betekent dat er door het besluit iets moet veranderen in de rechten, verplichtingen of bevoegdheden van één persoon of een bepaalde groep personen. Daar is hier geen sprake van.
6. Het raadsbesluit is een politiek-bestuurlijke keuze van de gemeenteraad om zich bij zijn bevoegdheid tot het nemen van besluiten te laten adviseren door een gelote groep burgers over een bepaald onderwerp. Hiermee verandert dus enkel het besluitvormings
procesvan de gemeenteraad: in geval van een bepaald onderwerp (in dit geval: afval in Amersfoort) raadpleegt de gemeenteraad eerst de burgerraad voor advies, alvorens hij zijn besluit neemt. Dat is gemeentelijk beleid en daartegen staat geen bezwaar of beroep open.
7. De voorzieningenrechter stelt wel vast dat het bestreden besluit onbevoegd is genomen. De gemeenteraad is bevoegd om op het bezwaar van eiseres te beslissen. Het bezwaarschrift richt zich namelijk tegen een raadsbesluit. In plaats daarvan heeft het college op het bezwaar beslist, zonder dat namens de gemeenteraad te doen. De voorzieningenrechter twijfelt er gelet op overweging 5 en 6 echter niet aan dat de gemeenteraad het bestreden besluit in de bodemprocedure zal bekrachtigen. Gelet op zijn voorlopig oordeel over de inhoud van het bestreden besluit, heeft de voorzieningenrechter daarom niet de verwachting dat het bestreden besluit in de bodemprocedure zal worden vernietigd. Enkel omwille van het bevoegdheidsgebrek is er dan ook geen reden voor het treffen van een voorlopige voorziening.
8. Het voorgaande betekent dat het verzoek van eiseres als kennelijk ongegrond zal worden afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.K. Boer – de Bruin, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2025.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.