ECLI:NL:RBMNE:2025:2359

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
UTR 23/5571 en UTR 24/682
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om inzage in persoonsgegevens op grond van artikel 15 AVG in de FSV-lijst

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, op 22 april 2025, worden de beroepen van eiser beoordeeld met betrekking tot zijn verzoek om inzage in zijn persoonsgegevens op basis van artikel 15 van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Eiser, vertegenwoordigd door mr. I. Brouwer, heeft een verzoek ingediend om inzage in zijn persoonsgegevens die zijn opgenomen in de Fraude Signalering Voorziening (FSV). De minister van Financiën, vertegenwoordigd door mr. L.P. Molenveld en mr. M. Baarslag, heeft hierop gereageerd met een verweerschrift. De rechtbank heeft de zaak op 4 februari 2025 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van de minister aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende informatie heeft verstrekt over de persoonsgegevens van eiser in de FSV. De rechtbank concludeert dat het overzicht dat eiser heeft ontvangen voldoet aan de eisen van de AVG, en dat de minister niet in gebreke is gebleven bij het verstrekken van de gevraagde informatie. Eiser had echter een ruimer inzageverzoek gedaan dan alleen de FSV, en de rechtbank oordeelt dat de minister dit verzoek ten onrechte te beperkt heeft opgevat. De rechtbank vernietigt het besluit van 20 december 2023 voor zover het geen inzicht geeft in de bronnen en ontvangers van de persoonsgegevens van eiser en niet duidelijk is in welke documenten deze persoonsgegevens zijn opgenomen.

De rechtbank bepaalt dat de minister binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit moet nemen, waarbij de minister het griffierecht aan eiser moet vergoeden en ook de proceskosten moet betalen. Het verzoek om schadevergoeding van eiser wordt afgewezen, omdat de minister eerst een nieuw besluit moet nemen over het inzageverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 23/5571 en UTR 24/682

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. I. Brouwer),
en

de Minister van Financiën, de minister

(gemachtigden: mr. L.P. Molenveld en mr. M. Baarslag).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiser over zijn verzoek om inzage in zijn persoonsgegevens op grond van artikel 15 van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).
De minister heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft de beroepen op 4 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van de minister.

Totstandkoming van de besluiten

Bij brief van 7 mei 2021 is eiser er door de minister over geïnformeerd dat zijn gegevens in de Fraude Signalering Voorziening (FSV) stonden. Op 1 maart 2022 heeft eiser een inzageverzoek ingediend op grond van artikel 15, eerste lid, van de AVG. Daarbij heeft hij verzocht om een kopie van zijn dossier op grond van artikel 15, derde lid, van de AVG.
Bij besluit van 25 april 2022 heeft de minister eiser inzage gegeven in zijn persoonsgegevens die stonden in de FSV. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt en daarin – onder meer – aangevoerd dat de minister zijn verzoek te beperkt heeft opgevat, omdat hij gevraagd heeft om inzage in zijn complete dossier. Bij besluit van 14 april 2023 heeft de minister het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder nummer UTR 23/5571.
De minister heeft het bezwaarschrift van eiser (ook) opgevat als een nieuw verzoek om inzage in alle persoonsgegevens waarover de Belastingdienst beschikt. Bij besluit van 27 juni 2023 heeft de minister inzage gegeven in zijn persoonsgegevens. Het verzoek om inzage in het volledige dossier heeft de minister afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij besluit van 20 december 2023 heeft de minister het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder nummer UTR 24/682.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank beoordeelt of de minister eiser op juiste wijze inzage heeft gegeven in zijn persoonsgegevens. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
Omvang verzoek
Eiser is er het allereerst niet mee eens dat de minister zijn verzoek om inzage heeft opgesplitst. Zijn verzoek om inzage van 1 maart 2022 beperkte zich niet tot inzage in zijn persoonsgegevens in de FSV en is door de minister ten onrechte zo opgevat. De minister stelt zich op het standpunt dat hij het inzageverzoek van eiser terecht heeft opgevat als een inzageverzoek in de FSV, omdat eiser in zijn verzoek verwijst naar de brief die hij heeft ontvangen over zijn registratie in de FSV.
In het inzageverzoek dat eiser op 1 maart 2022 heeft gedaan staat – kort gezegd – dat hij de brief van 7 mei 2021 heeft ontvangen waarin staat dat zijn persoonsgegevens verwerkt zijn in de FSV en dat hij daarover nader geïnformeerd zal worden, maar dat hij tot op dat moment nog geen nadere informatie heeft ontvangen. Verder staat er dat eiser zelf inzage wenst te krijgen in de verwerking van zijn persoonsgegevens door de belastingdienst. Hij wenst een kopie te ontvangen van zijn dossier met persoonsgegevens. De rechtbank is het met eiser eens dat, ondanks de verwijzing naar de brief van de minister van 7 mei 2021, zijn inzageverzoek ruimer is geformuleerd dan alleen de FSV en dat het hem niet alleen daar om te doen was. De minister heeft zijn verzoek in eerste instantie dus inderdaad te beperkt opgevat, maar in de bezwaarfase is de minister hier in meegegaan en heeft hij alsnog een apart besluit genomen over alle persoonsgegevens van eiser die de Belastingdienst van hem heeft verwerkt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser dan ook – in die zin – gekregen waarom hij heeft gevraagd en heeft hij geen belang bij een beoordeling van deze grond. Het door eiser op de zitting gestelde belang van overzichtelijkheid en eenvoud bij de afwikkeling van AVG-verzoeken is onvoldoende.
Inzage in persoonsgegevens in de FSV (het beroep met nummer UTR 23/5571)
Eiser voert aan dat het overzicht dat hij heeft gekregen van zijn persoonsgegevens in de FSV onvoldoende duidelijk en incompleet is. Op grond hiervan kan hij de rechtmatigheid van de verwerking niet vaststellen. Uit het overzicht blijkt dat er een aangifte is gedaan op 7 april 2014, maar niet door wie. Niet duidelijk is door wie en op grond waarvan de activiteiten van eiser als fraude zijn bestempeld. Ook is niet duidelijk of de gegevens met anderen/derden zijn gedeeld en aan welke ontvangers mededelingen zijn gedaan. Verder blijkt uit het overzicht niet wie de opname van fraude heeft gedaan op 25 april 2014 en op grond waarvan en wanneer het fraudevermoeden is ingetrokken. Tot slot is niet duidelijk of er bijzondere persoonsgegevens zijn verwerkt in de FSV.
De rechtbank overweegt als volgt. Het is vaste rechtspraak dat de kopie van de persoonsgegevens die worden verwerkt en die de verwerkingsverantwoordelijke op grond van artikel 15, derde lid, eerste volzin, van de AVG moet verstrekken, alle noodzakelijke kenmerken moet vertonen om de betrokkene in staat te stellen de rechten die hij aan deze verordening ontleent daadwerkelijk uit te oefenen. Deze kopie moet deze gegevens dus volledig en getrouw reproduceren. De kopie van de persoonsgegevens moet niet alleen een omschrijving van het persoonsgegeven vermelden, maar ook het persoonsgegeven zelf, en de verwerkingsdoeleinden. De exacte vorm van de kopie wordt per geval bepaald op basis van de bijzonderheden ervan en met name de aard van de persoonsgegevens waarvan om inzage wordt verzicht en van hetgeen betrokkene nodig heeft. Er is geen sprake van een algemeen recht op een kopie van het document dat de persoonsgegevens bevat. [1]
9. De rechtbank is van oordeel dat het overzicht dat eiser heeft gekregen van zijn persoonsgegevens in de FSV hieraan voldoet. De minister heeft afdoende toegelicht dat de weergave van de persoonsgegevens in het bij het primaire besluit verstrekte overzicht een waarheidsgetrouwe kopie is van de persoonsgegevens in de FSV. Daarbij heeft de minister toegelicht dat de in het overzicht vermelde “aangifte op 7 april 2014” de aangifte inkomensbelasting 2014 van eiser zelf betreft en dat de reden voor de opname van de gegevens van eiser op de FSV mogelijke onregelmatigheden in die aangifte betrof. De “datum opname 25-4-2014” is de datum van opname van eisers persoonsgegevens in de FSV. De melding in de FSV is gedaan door een medewerker van de competente eenheid, te weten Utrecht MKB verzorgingsgebied Midden-midden. Dit was het belastingkantoor dat verantwoordelijk was voor de behandeling van de fiscale aangelegenheden van eiser. In de brief van 29 juli 2023 die de minister aan eiser heeft gestuurd over het onderzoek naar eisers FSV-registratie staat tot slot dat eisers gegevens uit de FSV niet zijn gedeeld met andere organisaties en dat er geen bijzondere persoonsgegevens van eiser in de FSV zijn verwerkt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister alle persoonsgegevens in de FSV verstrekt en is het overzicht in die zin volledig en met de gegeven toelichting ook voldoende duidelijk. Deze beroepsgrond slaagt niet.
10. Het beroep gericht tegen het inzageverzoek van eisers persoonsgegevens in de FSV is ongegrond.
Inzage in alle persoonsgegevens waarover de minister beschikt (het beroep met nummer UTR 24/682)
11. Zoals hiervoor al is overwogen heeft eiser een ruimer inzageverzoek gedaan dan alleen van zijn persoonsgegevens in de FSV. Mede gelet op wat op de zitting is besproken, begrijpt de rechtbank het zo dat eiser ook inzage wil in zijn persoonsgegevens die zijn verwerkt in de achterliggende documenten in de ruimste zin des woords. Het gaat hem er – kort samengevat – om te kunnen achterhalen hoe en waarom hij in de FSV is terecht gekomen. Eiser is van mening dat er meer persoonsgegevens moeten zijn verwerkt dan nu aan hem zijn verstrekt.
Wat zijn persoonsgegevens?
12. Eiser heeft allereerst gesteld dat de minister ten onrechte stelt dat interne adviezen, juridische analyses voor intern gebruik, en notities van de persoonlijke gedachten van medewerkers als zodanig geen persoonsgegevens bevatten, en dat ditzelfde geldt voor verslagen van telefoongesprekken en e-mailcorrespondentie die geen controleerbare of rectificeerbare gegevens over eiser bevatten.
13. In artikel 4, aanhef en onder 1, van de AVG staat dat onder ‘persoonsgegevens’ alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon wordt verstaan. Als identificeerbaar wordt beschouwd een natuurlijke persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd, met name aan de hand van een identificator zoals een naam, een identificatienummer, locatiegegevens, een online identificator of van een of meer elementen die kenmerkend zijn voor de fysieke, fysiologische, genetische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit van die natuurlijke persoon.
14. Het Hof van Justitie van de EU (het Hof) heeft in het arrest Nowak [2] overwogen dat het gebruik van de woorden ‘alle informatie’ in de hiervoor genoemde definitie wijst op de bedoeling van de Uniewetgever om een ruime betekenis te geven aan dit begrip, dat zich potentieel uitstrekt tot elk soort informatie, zowel objectieve informatie als subjectieve informatie, in de vorm van meningen of beoordelingen, op voorwaarde dat deze informatie de betrokkene betreft. Deze laatste voorwaarde is vervuld wanneer die informatie wegens haar inhoud, doel of gevolg gelieerd is aan een bepaalde persoon. Het Hof heeft deze uitleg in het arrest F.F. tegen Österreichische Datenschutzbehörde [3] bevestigd en overwogen dat de ruime definitie van het begrip ‘persoonsgegevens’ dus niet alleen de door de verwerkingsverantwoordelijke verzamelde en bewaarde gegevens omvat, maar ook alle informatie die voortvloeit uit een verwerking van persoonsgegevens betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare persoon, zoals de beoordeling van zijn solvabiliteit of betalingsbereidheid. [4]
15. Hieruit vloeit voort dat de stelling van de minister dat interne adviezen, juridische analyses die zijn bedoeld om intern te delen, notities die persoonlijke gedachten van medewerkers bevatten, naar hun aard geen persoonsgegevens bevatten niet juist is. Ditzelfde geldt voor de stelling van de minister dat verslagen van telefoongesprekken en e-mailcorrespondentie die geen controleerbare of rectificeerbare gegevens over een persoon bevatten, geen persoonsgegevens (kunnen) bevatten, niet juist is. Ook dit soort documenten/informatiedragers vallen onder de reikwijdte van het begrip persoonsgegevens zoals door het Hof geformuleerd. Dit betekent dat ook persoonsgegevens – in voornoemde ruime zin des woords – uit dergelijke documenten moeten worden verstrekt als ze er zijn. Dit betekent dat de beroepsgrond van eiser op dit punt slaagt. Echter gelet op hetgeen hierna wordt overwogen over de zoekslag van de minister, ziet de rechtbank aanleiding om dit motiveringsgebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren, omdat eiser hierdoor niet is benadeeld
Heeft de minister voldoende gezocht?
15. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling [5] dat degene die stelt dat er meer persoons-gegevens moeten zijn, nadat de verwerkingsverantwoordelijke onderzoek naar die persoonsgegevens heeft gedaan en niet ongeloofwaardig heeft medegedeeld dat er niet meer persoonsgegevens zijn, aannemelijk moet maken dat er wel meer persoonsgegevens moeten zijn.
17. In het primaire besluit staat dat de minister heeft gezocht naar persoonsgegevens van eiser in de algemene systemen en applicaties die gebruikt worden voor de algemene registratie van eiser voor de invordering van inkomstenbelasting, omzetbelasting en autobelastingen. Aan eiser is een overzicht verstrekt van de aangetroffen persoonsgegevens.
17. Op de zitting heeft de minister nader toegelicht dat er geen andere gegevens zijn aangetroffen zoals e-mails, notities of andere documenten. Als deze er waren geweest, had de minister ze gevonden in de algemene systemen en applicaties, omdat belangrijke e-mails en notities ook daarin worden opgeslagen. Er is dus – zo heeft de minister uitgelegd – dus wel naar dergelijke documenten/informatiedragers gezocht ondanks de formele stelling van de minister op dit punt, genoemd in rechtsoverweging 15 hiervoor, maar dergelijke informatiedragers zijn niet aangetroffen. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen.
17. Naar aanleiding van de ministers opmerking in het verweerschrift dat rechtsvormen geen natuurlijke personen zijn en derhalve niet onder de reikwijdte van de AVG vallen, heeft de minister op de zitting desgevraagd toegelicht dat er wel is gezocht naar eisers persoonsgegevens in het dossier van zijn eenmanszaak (de garage), maar dat er niet meer persoonsgegevens zijn aangetroffen dan op het verstrekte overzicht staan opgenomen. Nu in het primaire besluit ook staat dat is gezocht in de systemen en applicaties die betrekking hebben op de omzetbelasting én in het overzicht de KVK-nummers en handelsnamen van eisers bedrijf staan vermeld, ziet de rechtbank geen reden om hieraan te twijfelen.
17. Eiser heeft aangevoerd dat het niet aannemelijk is dat er niet meer gegevens zijn verwerkt, omdat uit het boetebesluit van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) van 7 april 2022 blijkt dat de AP over veel meer gegevens beschikte waaruit zij de conclusie kon trekken dat er sprake is geweest van discriminatoir handelen bij de registratie in de FSV. De minister heeft hierover gesteld dat bij andere mensen in de FSV inderdaad discriminerende aantekeningen zijn aangetroffen, maar dat dat bij eiser niet het geval is. De rechtbank ziet geen reden om hieraan te twijfelen.
17. Eiser heeft verder gesteld dat er meer informatie moet zijn over (i) de reden waarom hij in de FSV stond opgenomen dan alleen zijn aangifte inkomstenbelasting 2021, dit mede in het licht van de AKI vermelding op het overzicht, (ii) een inval in zijn garage, (iii) dat er bijzondere persoonsgegevens (bijvoorbeeld etniciteit) moeten zijn verwerkt, (iv) dat uit de besluitvorming blijkt dat Belastingkantoor Midden Nederland betrokken was, zodat er dus informatie moet zijn (besluiten/verslagen/mails enzovoort) waaruit blijkt waarom het signaal met betrekking tot eiser door Belastingkantoor Midden Nederland is doorgegeven aan de FSV, en (v) dat er mogelijk door de FSV registratieproblemen zijn geweest met een horecavergunning, er intensieve belastingcontroles zijn geweest en er sprake is geweest van een foute codering op de garage wat tot te hoge belastingaanslagen heeft geleid.
17. Naar het oordeel van de rechtbank doen deze stellingen aan het voorgaande niet af. Deels omdat deze stellingen niet (afdoende) zijn onderbouwd, en deels omdat de stellingen – anders dan eiser van mening is – niet noodzakelijkerwijs tot gevolg hebben dat er meer persoonsgegevens moeten zijn verwerkt dan opgenomen op het aan eiser verstrekte overzicht. Daarbij komt dat de minister ten aanzien van de door eiser gestelde verwerking van zijn etniciteit op de zitting uitdrukkelijk heeft bevestigd dat in de systemen van de Belastingdienst geen registraties van afkomst of etniciteit zijn aangetroffen. Eiser heeft geen concrete aanwijzingen naar voren gebracht die reden geven om hieraan te twijfelen.
17. Daarbij komt verder dat de minister ten aanzien van de gestelde inval in de garage heeft toegelicht dat hij daarmee niet bekend is, maar dat deze mogelijk door de FIOD is verricht, waarmee geen directe gegevensuitwisseling plaatsvindt. Ook heeft de minister toegelicht dat uit het onderzoek Buitengewoon Blauw naar de gevolgen van de FSV registratie voor eiser juist blijkt dat dergelijke door eiser in het voorgaande gestelde gevolgen er niet zijn geweest. En tot slot heeft de minister onderkend dat er inderdaad sprake is geweest van een foute code op de garage wat tot te hoge heffingen heeft geleid voor de garage, maar dat dit is hersteld, en dat dit bovendien geen persoonsgegevens van eiser zelf betreffen en dus niet onder de reikwijdte van het verzoek vallen.
17. Eiser heeft ook nog aangevoerd dat hij op grond van artikel 15, eerste lid, van de AVG recht heeft op informatie over geautomatiseerde besluitvorming als daarvan sprake is. Omdat de minister geen gegevens heeft verstrekt over een menselijke beoordeling om eiser in de FSV te plaatsen, moet wel sprake zijn geweest van geautomatiseerde besluitvorming. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister afdoende toegelicht dat eiser niet als gevolg van geautomatiseerde besluitvorming in de FSV is geregistreerd, maar dat dit een beslissing van een medewerker is geweest naar aanleiding van eisers aangifte inkomstenbelasting over 2012.
17. De rechtbank komt gezien dit alles tot de conclusie dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de zoekslag niet afdoende is geweest en er meer persoonsgegevens moeten zijn verwerkt dat opgenomen op het verstrekte overzicht.
Voldoet het verstrekte overzicht aan de eisen?
17. Eiser heeft aangevoerd dat de minister hem een kopie moet verstrekken van de documenten waarin zijn persoonsgegevens voorkomen. Dit volgt de rechtbank niet. Het is vaste rechtspraak [6] - zoals ook hiervoor overwogen in rechtsoverweging 8 - dat de verplichting een ‘kopie van de persoonsgegevens’ te verstrekken op grond van artikel 15, derde lid, van de AVG niet betekent dat een bestuursorgaan verplicht is een kopie te verstrekken van de documenten waarin die persoonsgegevens voorkomen. Een bestuursorgaan mag ook voor een andere vorm kiezen, mits met de gekozen wijze van verstrekking maar aan het doel van artikel 15, derde lid, van de AVG wordt voldaan.
27. Eiser heeft verder aangevoerd dat de minister in het verstrekte overzicht geen inzicht heeft gegeven in de bronnen en ontvangers waartoe hij op grond van artikel 15, eerste lid, van de AVG verplicht is. Hierin volgt de rechtbank eiser wel. De minister heeft slechts in algemene zin uiteengezet hoe de Belastingdienst aan persoonsgegevens komt en met wie de Belastingdienst persoonsgegevens deelt. Dit is onvoldoende. De minister moet vermelden van welke bron eisers persoonsgegevens afkomstig zijn en welke specifieke persoonsgegevens van eiser met welke autoriteiten of organisaties zijn gedeeld, in dit geval mogelijk de FIOD. Naar het oordeel van de rechtbank is ook niet duidelijk in welke documenten de persoonsgegevens van eiser zijn opgenomen en van welke datum die documenten zijn. Hierdoor wordt eiser beperkt in de uitoefening van zijn rechten op grond van de AVG. Deze beroepsgrond slaagt.
Schadevergoeding
27. Eiser heeft verzocht om schadevergoeding. Ter onderbouwing wijst hij erop dat er als gevolg van de FSV registratie in 2014 een inval door de FIOD heeft plaatsgevonden in zijn (goedlopende) garagebedrijf. Dit heeft er uiteindelijk in geresulteerd dat hij zijn bedrijf met groot verlies heeft moeten verkopen.
27. Op 1 juli 2013 is de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (hierna: Wns), voor zover betrekking hebbend op schadevergoeding, in werking getreden. In artikel V, tweede lid, van de Wns staat dat titel 8.4 van de Wns niet van toepassing is op schade veroorzaakt door besluiten of handelingen van de Dienst Toeslagen of van andere bestuursorganen voor zover genomen of verricht in het kader van aan de Belastingdienst opgedragen taken.
27. Dit laatste doet zich voor. Eiser heeft verzocht om vergoeding van schade die hij heeft geleden doordat de Belastingdienst zijn gegevens onrechtmatig heeft geregistreerd in de FSV. Dit betekent dat titel 8.4 van de Awb, en daarmee artikel 8:88 van de Awb, niet van toepassing is op het verzoek van eiser, maar het recht zoals dat voor 1 juli 2013 gold. [7]
31. Op grond van het toepasselijke oude recht is de bestuursrechter bevoegd een oordeel te geven over een verzoek om schadevergoeding indien dat verzoek gedurende een bij hem aanhangige beroepsprocedure is gedaan (artikel 8:73, eerste lid, van de Awb (oud)), of indien een dergelijk verzoek bij het bestuursorgaan is gedaan en dat bestuursorgaan daarop een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb heeft genomen.
31. Artikel 8:73, eerste lid, van de Awb (oud) luidt: Indien de rechtbank het beroep gegrond verklaart, kan zij, indien daarvoor gronden zijn, op verzoek van een partij de door haar aangewezen rechtspersoon veroordelen tot vergoeding van de schade die die partij lijdt.
31. Het verzoek om schadevergoeding kan nu niet worden toegewezen, omdat de minister eerst een nieuw besluit moet nemen over eisers verzoek om inzage in al zijn persoonsgegevens. Pas daarna zal blijken of eiser recht heeft op schadevergoeding.
Conclusie en gevolgen
31. Het beroep gericht tegen het besluit over inzage in persoonsgegevens in de FSV is ongegrond.
31. Het beroep over inzage in alle persoonsgegevens is gegrond, omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 7:12 van de Awb. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit van 20 december 2023 voor zover daarbij geen inzicht is gegeven in de bronnen en ontvangers van de persoonsgegevens van eiser en niet duidelijk is in welke documenten zijn persoonsgegevens voorkomen. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat de minister een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft de minister hiervoor zes weken.
31. Omdat het beroep gegrond is moet de minister het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
31. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep met nummer UTR 23/5571 ongegrond;
- verklaart het beroep met nummer UTR 24/682 gegrond;
- vernietigt het besluit van 20 december 2023 voor zover daarin geen inzicht is gegeven in de bronnen en ontvangers van de persoonsgegevens van eiser en niet duidelijk is in welke documenten zijn persoonsgegevens voorkomen;
- draagt de minister op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- bepaalt dat de minister het griffierecht van € 187,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 22 april 2025.
griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 9 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3067.
2.Arrest van 20 december 2017, C-434/16, ECLI:EU:C:2017:994, ro. 34 en 35.
3.Arrest van 4 mei 2023, C-487/21, ECLI:EU:C:2023:369, r.o. 26.
4.Zie ook bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1974.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 19 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:148.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 3 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:452.
7.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1375.