Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende eis in reconventie met producties;
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak vordert de werknemer, [eiser], nabetaling van achterstallig salaris van zijn werkgever, [gedaagde] B.V., vanwege onjuiste toepassing van cao-loonsverhogingen gedurende zijn dienstverband. De werknemer stelt dat hij recht heeft op een bedrag van € 28.662,78 bruto, maar de werkgever beroept zich op verjaring. De kantonrechter oordeelt dat de loonvordering gedeeltelijk wordt toegewezen, omdat de verjaring is gestuit door een erkenning van de vordering door de werkgever in augustus 2021. De kantonrechter wijst een bedrag van € 17.193,13 bruto toe als achterstallig salaris over de periode van 1 augustus 2016 tot en met 31 december 2021, evenals vakantietoeslag van € 1.375,45 bruto. De werkgever vordert in reconventie verklaringen voor recht dat de werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan onrechtmatige concurrentie en schending van het geheimhoudingsbeding. De kantonrechter wijst deze vorderingen af, omdat niet is komen vast te staan dat de werknemer onrechtmatig heeft gehandeld. De werkgever wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten en andere vergoedingen aan de werknemer.