ECLI:NL:RBMNE:2025:2524

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
11299679
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepasselijkheid van de CAO voor het Uitgeversbedrijf op de arbeidsovereenkomst van een werknemer en de nietigheid van relatie- en concurrentiebedingen

In deze zaak vordert een werknemer, die sinds 1 januari 2005 in dienst is bij een uitgeverij, dat de CAO voor het Uitgeversbedrijf (CAO UB) van toepassing is op zijn arbeidsovereenkomst. De werknemer stelt dat de werkgever loonsverhogingen had moeten doorvoeren en dat de relatie- en concurrentiebedingen in de arbeidsovereenkomst nietig zijn. De werkgever is inmiddels failliet verklaard, wat heeft geleid tot een schorsing van de procedure voor de verifieerbare vorderingen. De kantonrechter heeft de overige vorderingen van de werknemer toegewezen, waarbij hij oordeelt dat de CAO UB van toepassing is geweest op de arbeidsovereenkomst gedurende de algemeen verbindend verklaring. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de relatie- en concurrentiebedingen in strijd zijn met de CAO UB en daarom nietig zijn. De vorderingen tot vernietiging van deze bedingen voor de periodes waarin de CAO UB niet algemeen verbindend was, zijn ook toegewezen. De kantonrechter heeft de beslissing over de vordering tot verstrekking van salarisspecificaties aangehouden, gezien de samenhang met de geschorste vorderingen.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11299679 \ UC EXPL 24-6153 WMB/61313
Vonnis van 28 mei 2025
in de zaak van
[eiser],
wonend in [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. A.J. Heijman (Klaverblad Rechtsbijstand Stichting),
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde aanvankelijk: mr. [A] , thans procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
[eiser] heeft [gedaagde] op 4 september 2024 gedagvaard. Op 7 september 2024 heeft mr. [A] zich namens [gedaagde] gesteld en om uitstel verzocht voor het nemen van een conclusie van antwoord. Na een tweede uitstelverzoek op 10 oktober 2024, is de kantonrechter namens mr. [B] (hierna: de curator) op 7 november 2024 geïnformeerd dat het faillissement van [gedaagde] is uitgesproken op 29 oktober 2024, waarbij hij als curator is benoemd. De curator heeft daarbij verzocht het geding te schorsen, voor zover dat nog niet van rechtswege was gebeurd. Daartegen heeft [eiser] bezwaar gemaakt en verzocht de procedure te schorsen, zodat hij de curator op kon roepen om de procedure voor een gedeelte van de vorderingen voort te zetten. Dat verzoek heeft de kantonrechter toegewezen. Op 15 december 2024 heeft [eiser] de curator vervolgens per exploot opgeroepen om in het geding te verschijnen en het geding (gedeeltelijk) van [gedaagde] over te nemen. Mr. [A] heeft zich hierna onttrokken als gemachtigde van [gedaagde] . De curator is niet in het geding verschenen.
1.2.
Daarna heeft de kantonrechter bepaald dat er een vonnis zal worden gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] is sinds 1 januari 2005 in dienst bij [gedaagde] in de functie van Formulemanager [.] en [..] . De nu tussen partijen geldende arbeidsovereenkomst hebben partijen op 1 januari 2011 gesloten. [eiser] wil dat de kantonrechter voor recht verklaart dat de CAO voor het Uitgeversbedrijf (hierna: de CAO UB) op de arbeidsovereenkomst van toepassing is en dat, als gevolg daarvan, de relatie- en concurrentiebedingen in de arbeidsovereenkomst nietig zijn. Verder wil [eiser] dat de kantonrechter voor recht verklaart dat de relatie- en concurrentiebedingen worden vernietigd of gematigd voor de periodes dat de CAO UB niet algemeen verbindend is verklaard. Voor zover de CAO UB niet van toepassing is geweest, wil [eiser] subsidiair datzelfde voor alle periodes. Daarnaast wil [eiser] (primair en subsidiair) dat [gedaagde] wordt veroordeeld om hem € 16.966,79 aan achterstallig loon, € 1.357,34 aan achterstallig opgebouwde pro rata vakantietoeslag, € 2.500,00 uit hoofde van overuren en de maximale wettelijke verhoging over die bedragen te betalen, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en daar salarisspecificaties van te verstrekken. Ten slotte wil [eiser] dat [gedaagde] 552,75 uur bijschrijft op zijn tijd-voor-tijd saldo, onder straffe van een dwangsom. De kantonrechter zal de procedure gedeeltelijk schorsen, gedeeltelijk aanhouden en voor het overige de vorderingen van [eiser] toewijzen. Hierna wordt uitgelegd waarom.

3.De beoordeling

Een deel van de vorderingen is van rechtswege geschorst door het faillissement
3.1.
[gedaagde] is op 24 oktober 2024 in staat van faillissement verklaard. Omdat de vorderingen van [eiser] voor die datum zijn ingesteld, stelt de kantonrechter ambtshalve vast dat de procedure van rechtswege is geschorst voor zover het de verifieerbare vorderingen betreft. [1] Daarbij gaat het om de vorderingen tot betaling van het achterstallig loon, de vakantietoeslag, de overuren, de wettelijke verhoging daarover, de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.
Ook de vordering tot bijschrijving van overuren op het tijd-voor-tijd saldo is van rechtswege geschorst, omdat niet is gebleken dat [eiser] daar een ander belang bij heeft dan het toewijsbaar maken van een vordering die voldoening van verbintenissen uit de boedel ten doel heeft. [2] [eiser] heeft in deze procedure weliswaar geen vordering tot uitbetaling van die uren ingesteld, maar de bijschrijving van de overuren is in het licht van het faillissement daarmee gelijk te stellen, aangezien bijschrijving daardoor geen ander nut meer zal dienen dan de (eventuele) uitbetaling van die overuren uit de boedel.
3.3.
Gelet op het voorgaande, is de beoordeling van de vordering tot verstrekking van salarisspecificaties op dit moment niet mogelijk, vanwege de onderlinge samenhang daarvan met de geschorste vorderingen. De kantonrechter zal de beslissing op die vordering daarom aanhouden.
3.4.
De gevorderde verklaringen voor recht dat de CAO UB van toepassing is op de arbeidsovereenkomst, dat de relatie- en concurrentiebedingen in de arbeidsovereenkomst als gevolg daarvan nietig zijn, en dat de relatie- en concurrentiebedingen worden vernietigd of gematigd, dienen (ook) een ander belang dan het toewijsbaar maken van een verifieerbare vordering en zijn niet van rechtswege geschorst. De kantonrechter zal die vorderingen daarom wel beoordelen.
De CAO UB is van toepassing (geweest), gedurende de algemeen verbindend verklaring
3.5.
[eiser] wil dat de kantonrechter voor recht verklaart dat de CAO UB op zijn arbeidsovereenkomst van toepassing is door middel van overeenstemming tussen partijen of door middel van de algemeen verbindend verklaring daarvan.
Partijen zijn niet overeengekomen dat de CAO UB van toepassing is
3.5.1.
Anders dan [eiser] heeft gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat partijen niet zijn overeengekomen dat de CAO UB op de arbeidsovereenkomst van toepassing is. [eiser] beroept zich in dit verband op correspondentie tussen partijen. Daaruit blijkt echter dat [gedaagde] zich in eerste instantie op het standpunt heeft gesteld dat de CAO UB door de algemeen verbindend verklaring daarvan op de arbeidsovereenkomst van toepassing was (geworden). Op dat standpunt is zij later teruggekomen, nadat zij juridische bijstand had ingeschakeld. Daaruit volgt naar oordeel van de kantonrechter dat [gedaagde] zich verzette tegen de toepassing van de CAO UB, maar zich gedwongen achtte om de bepalingen daaruit toe te passen naar aanleiding van de algemeen verbindend verklaring. Van overeenstemming tussen partijen over de toepasselijkheid van de CAO UB was dus geen sprake.
De arbeidsovereenkomst valt onder het toepassingsbereik van de CAO UB
3.5.2.
De kantonrechter is van oordeel dat (de arbeidsovereenkomst van) [eiser] onder het toepassingsbereik van de CAO UB valt en de CAO UB om die reden wel op de arbeidsovereenkomst van toepassing is (geweest), gedurende de algemeen verbindend verklaring daarvan.
3.5.3.
[eiser] heeft onweersproken gesteld dat de kernactiviteit van [gedaagde] sinds 1997 het uitbrengen van sportvakbladen betreft en dat hij als hoofdredacteur meewerkt aan de redactionele samenstelling van het vakblad [.] , waarin hij ook al jaren als zodanig wordt genoemd. Daaruit volgt volgens hem dat de CAO UB daarop van toepassing is (geweest). Gelet op de in de CAO UB genoemde definities [3] en werkingssfeerbepalingen, [4] en het feit dat [gedaagde] daartegen geen verweer heeft gevoerd, stelt de kantonrechter vast dat de arbeidsovereenkomst onder het toepassingsbereik van de CAO UB valt.
3.5.4.
Dat betekent dat de CAO UB op de arbeidsovereenkomst van toepassing is geweest, in die periodes dat de CAO UB algemeen verbindend is verklaard. [5] De kantonrechter stelt vast dat de CAO UB ook op dit moment algemeen verbindend is verklaard. [6] De kantonrechter zal de vordering van [eiser] daarom toewijzen.
De relatie- en concurrentiebedingen zijn nietig op basis van de CAO UB
3.6.
[eiser] wil dat de kantonrechter voor recht verklaart dat de relatie- en concurrentiebedingen uit de arbeidsovereenkomst nietig zijn op basis van de CAO UB. De kantonrechter zal die vordering toewijzen.
3.7.
De relevante bedingen in de arbeidsovereenkomst luiden als volgt:
“Artikel 13: Concurrentie
Het is de werknemer zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever niet toegestaan, na het eindigen van de arbeidsovereenkomst in enige vorm werkzaam te zijn of rechtstreeks of indirect betrokken te zijn bij activiteiten die gelijk of gelijksoortig zijn aan de activiteiten van de werkgever of aan haar gelieerde ondernemingen.
Dit verbod geldt voor een periode van 1 jaar.
Artikel 14: Relatie
Het is de werknemer zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever niet toegestaan, zowel tijdens als na het eindigen van de arbeidsovereenkomst in enige vorm contacten te (laten) leggen of te (laten) onderhouden met één of meerdere personen, ondernemingen of instellingen die ten tijde van het dienstverband van werknemer aangemerkt zijn of kunnen worden als een opdrachtgever c.q. zakelijke relatie van werkgever, hierin medewerkers of ex medewerkers van de werkgever inbegrepen, één en ander ongeacht de vraag of werknemer tijdens of na het einde van zijn arbeidsovereenkomst met werkgever bij het verrichten van de bedoelde werkzaamheden is of wordt betrokken op verzoek van de betreffende persoon, onderneming of instelling.
Dit verbod geldt voor een periode van 1 jaar.”
3.8.
De CAO UB bevat (in alle versies daarvan) het artikel 10(A).5 met het opschrift ‘Concurrentiebeding’, dat luidt:

Het is de werkgever niet toegestaan de journalist beperkingen op te leggen in de uitoefening van zijn beroep als journalist na het beëindigen van het dienstverband.”.
3.9.
De bepaling is onderdeel van de basisregeling in de CAO UB, waarvan slechts ten gunste van de werknemer kan worden afgeweken. [7] Gelet op het feit dat beide bedingen beperkingen opleggen aan [eiser] in de uitoefening van zijn beroep na het beëindigen van het dienstverband en er geen sprake is van een voor [eiser] gunstigere regeling dan de regeling in de CAO UB, is de kantonrechter van oordeel dat de bedingen in strijd zijn met de CAO UB. Daaruit volgt dat de concurrentie- en relatiebedingen uit de arbeidsovereenkomst op basis van de CAO UB in ieder geval nietig zijn (geweest) in de periodes dat de CAO UB algemeen verbindend is verklaard. [8]
De relatie- en concurrentiebedingen worden vernietigd voor de overige periodes
3.10.
[eiser] heeft verder gevorderd dat de kantonrechter voor recht verklaart dat de relatie- en concurrentiebedingen in zijn geheel worden vernietigd, dan wel worden gematigd voor de periodes waarin de CAO UB niet van toepassing zou zijn. De kantonrechter begrijpt daaruit dat [eiser] (mede) beoogt te bewerkstelligen dat de kantonrechter overgaat tot vernietiging van de bedingen in de bedoelde periodes.
3.11.
De kantonrechter kan de relevante bedingen vernietigen indien in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, de werknemer door dat beding onbillijk wordt benadeeld. [9] [eiser] heeft onweersproken gesteld dat de bedingen hem belemmeren in het vinden van een nieuwe dienstbetrekking, omdat zijn waarde op de arbeidsmarkt ligt in zijn specifiek kennis over vakinformatie voor voetbaltrainers en hij zich daar al sinds 1999 volledig op heeft toegespitst, waardoor hij zich zou moeten omscholen om andersoortig werk te kunnen verrichten. Van een zwaarwegend belang aan de zijde van [gedaagde] om [eiser] desondanks aan de bedingen te houden is niet gebleken. De kantonrechter is daarom van oordeel dat [eiser] onbillijk wordt benadeeld door de bedingen. De kantonrechter vernietigt daarom (voor zover dat nodig is) de bedingen in de periodes waarin de CAO UB niet algemeen verbindend is verklaard en zal de vordering van [eiser] toewijzen. Aangezien de primaire vordering is toegewezen, kunnen de overige (niet geschorste) vorderingen onbesproken blijven.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
verklaart voor recht dat op de arbeidsovereenkomst zoals gesloten tussen [eiser] en [gedaagde] de CAO UB van toepassing is (geweest), gedurende de algemeen verbindend verklaring daarvan,
4.2.
verklaart voor recht dat de tussen [eiser] en [gedaagde] overeengekomen relatie- en concurrentiebedingen nietig zijn (geweest) op basis van de CAO UB,
4.3.
verklaart voor recht dat de relatie- en concurrentiebedingen in zijn geheel worden vernietigd voor de periodes waarin de CAO UB niet algemeen verbindend is verklaard,
4.4.
houdt iedere verdere beslissing over de vordering tot verstrekking van salarisspecificaties aan,
4.5.
verstaat dat de procedure wat betreft de vorderingen genoemd bij randnummers 3.1. en 3.2. per 29 oktober 2024 van rechtswege is geschorst,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A. van Steenbeek en in het openbaar uitgesproken door mr. M.S. Koppert op 28 mei 2025.

Voetnoten

1.Artikelen 26 en 29 van de Faillissementswet.
2.Zie HR 21 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:675.
3.Artikel 1.4 onder 12, 18, 52, 64 en 65 CAO UB.
4.Artikel 2.1 onder 1 en 2 CAO UB.
5.Artikel 2 van de Wet op het verbindend en onverbindend verklaren van beplaingen van collectieve arbeidsovereenkomsten.
6.Staatscourant 30 juli 2024, nr. 20828.
7.Artikel 1.1 CAO UB.
8.Artikel 12 van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst.
9.Artikel 7:653 lid 3 sub b van het Burgerlijk Wetboek.